Gedichten en hun betekenis, les 57

1 / 25
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo g, tLeerjaar 3

In deze les zitten 25 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Slide 2 - Tekstslide

BEELDSPRAAK
  • VERGELIJKING
  • METAFOOR
  • PERSONIFICATIE

Slide 3 - Tekstslide

VERGELIJKING
WERKELIJKHEID (OBJECT)                BEELD

Raoul voelt zich als een vis in het water
Hij heeft een hart van goud
Je kamer lijkt wel een zwijnenstal
Ze is een schat van een meid.

Slide 4 - Tekstslide

Vergelijking

Bij een vergelijking hoort meestal het woordje ALS of LIJKT.


Lees: ZOALS --> IS NET

Zo ziek als een hond.

Je lijkt wel een verzopen hond.

Wat een vuile hond, ben jij!

Slide 5 - Tekstslide

Je kamer ziet eruit ALS
.....een zwijnenstal.

Slide 6 - Tekstslide

Metafoor
  • Bij het metafoor vallen het object en het beeld samen.
  • Je vervangt het object helemaal door het beeld


Bijvoorbeeld:

- DIE ZWIJNENSTAL moet je eerst opruimen.          

- DIE KLEUTER zit in 4GT.

Metaforen komen vaak voor in spreekwoorden

Slide 7 - Tekstslide

Metafoor
Het object/ de werkelijkheid wordt helemaal vervangen door het beeld. Het is er nog wel, maar wordt niet genoemd. Je moet het figuurlijk zien.

Het schip van de woestijn (kameel)
Een tsunami van nieuwe voorschriften (een enorme berg)
Een vruchtbare vergadering (een vergadering met resultaat)
Zij is een spin in het web  (zij heeft veel contacten)

Slide 8 - Tekstslide

Ruim die.....
(werkelijkheid??)
zwijnenstal eens op!
(beeld!!)

Slide 9 - Tekstslide

Personificatie
  • Je geeft een voorwerp, plant, dier of abstract begrip (liefde, verdriet) menselijke eigenschappen


Bijvoorbeeld:

- De zon doet zijn best tevoorschijn te komen

- Die kozijnen schreeuwen om een verfbeurt.

Slide 10 - Tekstslide

Personificatie

Met een personificatie stel je een levenloos ding voor als een persoon, je kent menselijke eigenschappen toe aan een ' dood'  ding.  Bijvoorbeeld:

 

De zon streelde onze wangen

Het gevaar loerde op elke hoek van de straat
Schreeuwende kleuren
Papier is geduldig

Zuchtend en kreunend kwam mijn auto tot stilstand

Slide 11 - Tekstslide

Opdracht

Iedereen krijgt een gedicht waarvan de betekenis van het gedicht niet meteen duidelijk is. 

Lees het gedicht en kijk of je de betekenis wel kunt ontdekken.
Wat heb je gedaan om de betekenis te ontdekken? 
Benoem of je beeldspraak ziet en noteer dit. 
Wat kun je zeggen over rijm? 




timer
5:00

Slide 12 - Tekstslide

Betekenis
ontdekken:

Slide 13 - Tekstslide

Herken je dit soort vragen? (bv van andere lessen)
A
Ja, het zijn allemaal retorische vragen.
B
Ja, het zijn allemaal WH-vragen.
C
Uhhhh, wat?

Slide 14 - Quizvraag

Lees het gedicht 'Stil in mij' op blz. 118 onderaan.

Wat wil de schrijver in dit gedicht vooral?
A
een gebeurtenis beschrijven
B
experimenteren met taal
C
een gedachte overbrengen
D
een gevoel overbrengen

Slide 15 - Quizvraag

Wat wil de schrijver van 'Stil In Mij'?
A
Een gebeurtenis beschrijven
B
Experimenteren met taal
C
Een gevoel overbrengen

Slide 16 - Quizvraag

Wat bedoelt de schrijver met 'stil in mij'? Heeft hij het denk je over echte stilte?
Hoe zou de schrijver het ook kunnen zeggen?

Slide 17 - Open vraag

Meisjesbrief
Lees het gedicht op blz. 119 bovenaan. 

Slide 18 - Tekstslide

Wat betekent de zin 'een jongenshandschrift is ... als de puberteit'.
A
Jongens in de puberteit zijn onhandig en houterig, hun handschrift ook.
B
Jongen zijn in de puberteit minder dik dan meisjes.

Slide 19 - Quizvraag

Wat wist de ik-figuur meteen door naar het handschrift van de brief te kijken?
A
Dat het een liefdesbrief was.
B
Dat jongens niet mooi kunnen schrijven
C
Dat de brief door een meisje was geschreven, omdat het een rond handschrift was.

Slide 20 - Quizvraag

Opdracht voor poëziedossier:
Herschrijf het gedicht 'een jongen krijgt een meisjesbrief' in eigen woorden zodat de betekenis van het gedicht duidelijker wordt. 

Slide 21 - Tekstslide

Poëziedossier:

H. 56: opdracht 1 t/m 9.
H. 57: opdracht 1 t/m 12. 
Poezieopdracht beeldspraak
50- woordengedicht (dit gedicht maken we in de volgende les ). 

Slide 22 - Tekstslide

Leerdoelen bereikt?
Ik weet waar ik naar moet zoeken als ik de betekenis van een gedicht zoek.
ja
nee

Slide 23 - Poll

Leerdoelen bereikt?
Ik kan herkennen op welke manier een schrijver betekenis geeft aan een gedicht
ja
nee

Slide 24 - Poll

Leerdoelen bereikt?
Ik kan de betekenis van een gedicht uitleggen
ja
nee

Slide 25 - Poll