Wiskunde H2 les 10, 1MH

Programma & Lesdoel
  • Herhaling
  • Huiswerk bespreken
  • Laatste extra uitleg
  • Aan de slag!

  • Lesdoel: leerlingen kennen alle theorie van H2 en kunnen deze toepassen tijdens de opgaven.
1 / 17
volgende
Slide 1: Tekstslide
WiskundeMiddelbare schoolmavo, havoLeerjaar 1

In deze les zitten 17 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

Programma & Lesdoel
  • Herhaling
  • Huiswerk bespreken
  • Laatste extra uitleg
  • Aan de slag!

  • Lesdoel: leerlingen kennen alle theorie van H2 en kunnen deze toepassen tijdens de opgaven.

Slide 1 - Tekstslide

1. Wat is de waarde van 5 in het volgende getal?
153677
A
500 000
B
5 000
C
50 000
D
50

Slide 2 - Quizvraag

2. Wat is het goede antwoord?

10,06 x 100
A
1006
B
100,6
C
0,1
D
1,006

Slide 3 - Quizvraag

3. Hoe benoem je het volgende getal?

23 600 000 000
A
23,6 biljoen
B
23,6 miljoen
C
236 duizend
D
23,6 miljard

Slide 4 - Quizvraag

4. Wat zijn de delers van 14?
A
1, 2, 3, 7, 10
B
1 en 14
C
1, 2, 7, 14
D
2, 4, 14

Slide 5 - Quizvraag

5. Wat zijn de eerste 3 veelvouden van 9?
A
1 , 3, 9
B
9, 18, 27
C
3, 6, 9
D
9, 19, 29

Slide 6 - Quizvraag

6. Hoeveel decimalen heeft het volgende getal?
4,56789
A
5
B
2
C
4
D
6

Slide 7 - Quizvraag

7. Rond het volgende getal af op 2 decimalen.
8,34567
A
8,34
B
8,30
C
8,36
D
8,35

Slide 8 - Quizvraag

9. Rekenvolgorde:
Welke opmerking is juist bij de volgende som?

4 x (5 -2) : 3
A
Je begint met de vermenigvuldiging
B
Je mag alles tegelijk doen
C
Je begint met de haakjes
D
Je begint rechts te rekenen

Slide 9 - Quizvraag

8. Rond het volgende getal af op duizendtallen.
45 497
A
45 500
B
45 490
C
45 000
D
46 000

Slide 10 - Quizvraag

10. Wat is het antwoord op de volgende som?
-10 + 9
A
-19
B
-1
C
1
D
19

Slide 11 - Quizvraag

11. Wat is het antwoord op de volgende som?
16 + - 10 : 2
A
11
B
13
C
1
D
3

Slide 12 - Quizvraag

12. Vul in <, > of =.

0,4 ... 4
A
<
B
>
C
=

Slide 13 - Quizvraag

13. Welke bewering is juist?
A
Het getal boven de breukstreep heet de noemer
B
Breuken optellen mag altijd
C
Bij het rekenen met breuken moet je eerst de helen uit de breuk halen
D
Bij vermenigvuldigen met breuken moet je ze eerst gelijknamig maken

Slide 14 - Quizvraag

Huiswerk bespreken
Zijn er vragen over het huiswerk?

Opgaven  97, 98, 101, 102, 104, 105
 
Andere vragen?

Slide 15 - Tekstslide

Laatste extra uitleg
Complexe sommen met breuken
  1. Werk volgens het werkschema: haakjes, x en :, + en -
  2. Werk volgens het breukenschema: helen, noemers gelijk....
  3. Schrijf de som over en werk helemaal uit in stappen!!!

Zie opgave 106
Het woord ‘van’ mag je vervangen door vermenigvuldigen.

Slide 16 - Tekstslide

Aan de slag!
Benut je tijd goed en ga aan het werk voor morgen!!

Opgaven 106, 107efgh, 109. 
Begin Diagnostische toets (1, 3, 5, 9, 12, 13) 

Succes! :)

Slide 17 - Tekstslide