weglatingsteken/afbreekteken

Wat is de apostrof?
A
,
B
.
C
'
D
:
1 / 38
volgende
Slide 1: Quizvraag
NederlandsMiddelbare schoolmavoLeerjaar 2

In deze les zitten 38 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Wat is de apostrof?
A
,
B
.
C
'
D
:

Slide 1 - Quizvraag

Lesdoel
Na deze les:
kun je de apostrof, het weglatingsstreepje en het afbreekteken gebruiken. 

Slide 2 - Tekstslide

het meervoud van panty

Slide 3 - Open vraag

Voorbeeld: 'De hond van Suus - Suus' hond'
De tuin van Ankie -

Slide 4 - Open vraag

Geef het meervoud van het woord 'logo'

Slide 5 - Open vraag

4.11 Weglatingsstreepje
Je kunt een weglatingsstreepje gebruiken in plaats van een woorddeel dat je weglaat.

Voorbeeld
kerstballen en -bomen (kerstballen en kerstbomen)
geur- en kleurloos (geurloos en kleurloos)

Slide 6 - Tekstslide

4.11 Weglatingsstreepje
Je mag een deel van het woord alleen weglaten, als dit twee keer hetzelfde betekent.

Voorbeeld
vervoer en koeienvoer (niet: ver- en koeienvoer, want voer betekent hier twee verschillende dingen)

Slide 7 - Tekstslide

Hoe ziet een weglatingsstreepje eruit?
A
/
B
-
C
+
D
=

Slide 8 - Quizvraag

4.11 Weglatingsstreepje
Gebruik het weglatingsstreepje alleen als je een deel van een woord weglaat (dus niet een heel woord).

Voorbeeld
oude en nieuwe kleren (niet: oude- en nieuwe kleren)

Slide 9 - Tekstslide

Waar doe je het weglatingsstreepje?
A
Hij geeft autorijlessen en -cursussen.
B
Hij geeft -rijlessen en autocursussen.

Slide 10 - Quizvraag

Hoe is het weglatingsstreepje goed gebruikt?
A
waak- en zorgzaam
B
waakzaam en zorg-
C
waak en -zorgzaam

Slide 11 - Quizvraag

Waar wordt het weglatingsstreepje juist gebruikt?
A
rode- en witte sokken
B
fiets- en vliegvakanties
C
oude- en jonge mensen

Slide 12 - Quizvraag

lage rente en hoge rente
A
lage en hoge rente
B
lage rente en hoge -
C
lage- en hoge rente

Slide 13 - Quizvraag

Waar is het weglatingsstreepje correct gebruikt?
A
voor- en nadelen
B
voor en na-delen
C
voor en -nadelen
D
voor en nadelen

Slide 14 - Quizvraag

in binnenland en buitenland

Slide 15 - Open vraag

import en export

Slide 16 - Open vraag

huisverkoop en huisverhuur

Slide 17 - Open vraag

dameskapper en herenkapper

Slide 18 - Open vraag

koude dagen en warme dagen

Slide 19 - Open vraag

oprit en afrit

Slide 20 - Open vraag

zomertijd en wintertijd

Slide 21 - Open vraag

groenteafval, fruitafval en tuinafval
A
groenteafval, fruit- en tuin-
B
groente-, fruit- en tuinafval

Slide 22 - Quizvraag

jongensafdeling en meisjesafdeling

Slide 23 - Open vraag

oude meubels en nieuwe meubels

Slide 24 - Open vraag

Weglatingsstreepje
A
keelarts, neusarts en oorarts
B
-keel, -neus en -oorarts
C
keel-, neus- en oor-arts
D
keel-, neus- en oorarts

Slide 25 - Quizvraag

4.12 Afbreekteken
1 Je mag afbreken tussen de delen van een samenstelling:

Voorbeeld
kenteken-plaat, was-machine, huis-deur, appel-schil, bloem-kool, boeken-kast, zomer-feesten, tafel-tennissen.

Slide 26 - Tekstslide

4.12 Afbreekteken
2 Gebruik geen afbreekteken voor of na één letter:

Voorbeeld
over-weg (en niet: o-verweg), ali-nea (en niet: a-linea of aline-a), maf-fia (en niet: maffi-a).

Slide 27 - Tekstslide

4.12 Afbreekteken
3 Schrijf geen apostrof voor een afbreekteken:

Voorbeeld
pony-tje (en niet: pony'-tje);
baby-tje (en niet: baby'-tje).

Slide 28 - Tekstslide

4.12 Afbreekteken
Let op: schrijf geen extra klinker in verkleinwoorden:

Voorbeeld
vla-tje (en niet: vlaa-tje);
stro-tje (en niet: stroo-tje);
menu-tje (en niet: menuu-tje);
ski-tje (en niet: skie-tje).

Slide 29 - Tekstslide

Hoe ziet een afbreekteken eruit?
A
-
B
/
C
\
D
|

Slide 30 - Quizvraag

Waar staat het afbreekteken op de juiste plek bij 'statafel'?

A
stata-fel
B
sta-tafel
C
stat-afel
D
stata-fel

Slide 31 - Quizvraag

Waar staat het afbreekteken op de juiste plek bij 'pianootje'?

A
pi-anootje
B
piano-tje
C
pianoo-tje
D
pia-nootje

Slide 32 - Quizvraag

Staat het afbreekteken op de juiste plaats?

stille - ven
A
goed
B
fout

Slide 33 - Quizvraag

Staat het afbreekteken op de juiste plaats?

ogen - blik
A
goed
B
fout

Slide 34 - Quizvraag

Plaats in dit woord een afbreekteken op de goede plek.
huisdeur

Slide 35 - Open vraag

Gebruik het afbreekteken bij :
anoniem

Slide 36 - Open vraag

Neem het onderstaande woord over en plaats een afbreekteken op de juiste plek.

puppy'tje
Apostrof
Schrijf geen apostrof voor een afbreekteken.

Slide 37 - Open vraag

afbreekteken in rugzakje

Slide 38 - Open vraag