20241212 VAV4HAOOOAK Op niveau A: H2: Werk en vrije tijd: opdracht 1 - 6 - havo - Nederlands

VAV4HAOOOAK 
Nederlands
Drs. David Lindenaar

Docent burgerschap, maatschappijleer en -kunde, Nederlands en LOB bij de afdelingen:
Zorg en Vavo.


1 / 15
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMBOStudiejaar 1

In deze les zitten 15 slides, met tekstslides.

Onderdelen in deze les

VAV4HAOOOAK 
Nederlands
Drs. David Lindenaar

Docent burgerschap, maatschappijleer en -kunde, Nederlands en LOB bij de afdelingen:
Zorg en Vavo.


Slide 1 - Tekstslide

Slide 2 - Tekstslide

AFSPRAKEN 
1. Kom op tijd.

2. Neem altijd jouw spullen mee. Je neemt elke les een opgeladen laptop, boek en pen mee.

3. Telefoon in de tas, dopjes uit, smartwatch verbinding uit.

4. Jas uit, tas van tafel en niet eten in de les.

5. Ben je er een les niet? Maak het huiswerk dan thuis. Gebruik de e-mail die ik elke les verstuur.

6. Sla geen vragen over en antwoord altijd met uitleg.

Slide 3 - Tekstslide

AFSPRAKEN 

Ik heb de taakkaart op 21 november 2024 verstuurd per e-mail. In de taakkaart is te vinden welk boek jij wanneer nodig hebt.


Maak hier gebruik van: geen lesboek + leesboek: geen les.

Slide 4 - Tekstslide

20 minuten individueel lezen

timer
20:00

Slide 5 - Tekstslide

Planning VAV4HAOOOAK Op niveau:
H1 Informatie en media taalverzorging
H2 Werk en vrije tijd
Donderdag 21-11: Op niveau A: H1: Informatie en media: opdracht 16
Woensdag 27-11: Laagland A: module 2: opdracht 1
Donderdag 28-11: Op niveau A: H1: Informatie en media: opdracht 17 en 18
Woensdag 04-12: Laagland A: module 2: opdracht 4
Donderdag 05-12: Op niveau A: H1: Informatie en media: opdracht 14, 5, 9 en 10 + H2: Werk en vrije tijd: opdracht 1 en 2
Woensdag 11-12: Laagland A: module 2: opdracht 7+8
Donderdag 12-12: Op niveau A: H2: Werk en vrije tijd: opdracht 1 - 6: thuis maken
Woensdag 18-12: Laagland: module 2: opdracht 13
Donderdag 19-12: Op niveau A: H2: Werk en vrije tijd: opdracht 7 - 10: thuis maken
23-12 t/m 03-01: kerstvakantie
Woensdag 08-01: Laagland A: module 6: opdracht 1 en 2
Donderdag 09-01: Op niveau A: H2: Werk en vrije tijd: opdracht 12, 14, 15
Woensdag 15-01: Laagland A: module 6: 12, 13 en 15
Donderdag 16-01: herhaling lesstof periode 2

Slide 6 - Tekstslide

Terugblik op de les van:
Woensdag 11 december 2024

Slide 7 - Tekstslide

Stijlfiguren
Stijlfiguren zijn een veel gehanteerd middel door schrijvers en sprekers. Je zou stijlfiguren kunnen zien als subtiele taalspelletjes waarmee je je tekst levendig houdt. Met een stijlfiguur formuleer je een tekst net iets anders dan de lezer verwacht. Als je een stijlfiguur goed gebruikt kun je de lezer onder meer verrassen, interesseren of verbazen, en kortweg nader bij je tekst of speech betrekken.

Slide 8 - Tekstslide

Laagland A: module 2: (1v3)

  1. Tegenstelling (antithese): een stijlfiguur waarbij tegengestelde begrippen of noties worden verbonden. Dit wordt gedaan om een bepaalde eigenschap te versterken of te benadrukken. Voorbeeld: "Zij steunen elkaar door dik en dun."
  2. Herhaling (repetitio): door de herhaling wordt dat wat de schrijver/spreker wil benadrukken onder de aandacht gebracht. Voorbeeld: "ik ben het zat, zat, zat"   
  3. Prolepsis (aandacht leggen op het eerste woord:  mijn vader heeft een auto, maar ook een motor en een fiets)
  4. Paradox: een stijlfiguur in de vorm van een ogenschijnlijke tegenspraak, die op een iets dieper niveau echter op een logische manier valt op te lossen. Deze stijlfiguur kan allerlei vormen aannemen. Een voorbeeld van een paradox in de vorm van één enkele zin is de stelling. Voorbeeld: "Naarmate de kennis toeneemt, weet men steeds minder".   
  5. Opsomming (enumeratie): een stijlfiguur waarbij een opsomming wordt gebruikt om iets te benadrukken. Meestal zit er in de opsomming een climax (een in kracht toenemende rij) of een omgekeerde climax (een in kracht afnemende rij).       

Slide 9 - Tekstslide

Laagland A: module 2: (2v3)

6. Pleonasme: Een pleonasme is het met een bijvoegelijk naamwoord of bijwoord benadrukken van een eigenschap die al tot uitdrukking komt in het (daarop volgende) zelfstandig naamwoord / werkwoord. Pleonasmen behoren tot de meeste bekende stijlfiguren. Voorbeeld: Een eigenschap die al in een woord besloten ligt: brandend vuur
7. Tautologie: het benadrukken van een woord met een ander woord dat (zo goed als) dezelfde betekenis heeft. Voorbeelden: actief bezig zijn of afgelopen (over) en uit
8. Retorische vraag: een stijlfiguur waarbij een vraag wordt gesteld, waarop de vraagsteller niet per se antwoord verwacht. Voorbeeld: "Wie wil later niet goed verdienen?"
9. Parallellisme: twee (of meer) zinswendingen naar inhoud of naar vorm min of meer gelijk zijn: Spreken is zilver, zwijgen is goud)
10. Hyperbool: Een hyperbool is de stijlfiguur van de overdrijving. Een reden om een hyperbool te gebruiken kan zijn om bijvoorbeeld een emotie of een mening extra nadruk te geven. 
11. Eufemisme: iets mooier, vriendelijker of minder onaangenaam wordt voorgesteld: Zelfdoding of suïcide in plaats van zelfmoord
   

Slide 10 - Tekstslide

Laagland A: module 2: (3v3)

12. Ironie: is op een licht spottende manier het tegenovergestelde zeggen of iets anders dan wat men bedoelt, en dit op een manier die laat verstaan dat men het niet ernstig meent. 
13. Sarcasme: is scherp en agressief van aard: er ligt altijd een aanval in besloten op een persoon, toestand of uitlating. Weliswaar kan sarcasme daardoor als een vorm van humor worden gezien, maar tegelijkertijd vormt het een aanval.
14. Understatement (parabool): een stijlfiguur waarbij in werkelijkheid zeer grote of belangrijke personen, zaken of gebeurtenissen of bepaalde eigenschappen als triviaal worden afgeschilderd, ofwel de omvang van datgene in de werkelijkheid waarnaar wordt verwezen wordt – vaak veel – kleiner voorgesteld dan in feite het geval is. Op de lezer of toehoorder heeft dit veelal een ironisch effect. Voorbeeld: Och, dat kippeneindje (als het gaat om een gigantische afstand).    

Slide 11 - Tekstslide

Les 12-12

Slide 12 - Tekstslide

Lesdoel
Les 12-12

  • Individueel lezen

  • Laagland A: module 2: opdracht 1 - 6

Slide 13 - Tekstslide

Laagland A: module 2: 
Opdracht 1 (pagina 64 - 65) 
Opdracht 2 (pagina 66) 
Opdracht 3 (pagina 67) 
Opdracht 4 (pagina 67 - 68) 
Opdracht 5 (pagina 68 - 69) 
Opdracht 6 (pagina 70 - 71) 

timer
45:00

Slide 14 - Tekstslide

Terugblik
Les 12-12

  • Individueel lezen

  • Laagland A: module 2: opdracht 1 - 6

Slide 15 - Tekstslide