Les 1: 15 Oktober 2024

Plattegrond H3b
1 / 15
volgende
Slide 1: Tekstslide
DuitsMiddelbare schoolmavoLeerjaar 3

In deze les zitten 15 slides, met tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Plattegrond H3b

Slide 1 - Tekstslide

Deutsch
15. Oktober 2024

Slide 2 - Tekstslide

Heute
Rückblick - 1 min
Lernziele - 1 min
Besprechen SO  - 20 min
Arbeitsblatt - 15 min
Was habt ihr heute gelernt? - 2 min
Hausaufgaben - 1 min

Slide 3 - Tekstslide

Rückblick
Schriftelijke overhoring 

Slide 4 - Tekstslide

Schriftelijke overhoring
Bespreking

Slide 5 - Tekstslide

Woorden en zinnen
Hoe hebben jullie geleerd? 
veelvoorkomende fouten 
hoofdlettergebruik 


Slide 6 - Tekstslide

Grammatica Aufgabe 4
de voltooid tegenwoordige tijd? > hoe maak je die? 

Juiste vorm van haben of sein + Het bijvoeglijk naamwoord

Je moet eerst weten hoe je het bijvoeglijk naamwoord maakt. 




Slide 7 - Tekstslide

DE > NL
Een voltooid deelwoord is een vorm van een werkwoord die aangeeft dat een handeling is afgerond of voltooid. In het Nederlands wordt het voltooid deelwoord vaak gebruikt in combinatie met hulpwerkwoorden zoals hebben of zijn om de voltooide tijd te vormen

Slide 8 - Tekstslide

Regelmatige werkwoorden (schwache Verben)
Voor regelmatige werkwoorden wordt het voltooid deelwoord gevormd door:

Voorvoegsel: ge-
Stam van het werkwoord
Achtervoegsel: -t
Voorbeeld:

machen (doen/maken) → gemacht
spielen (spelen) → gespielt
Onregelmatige werkwoorden (starke Verben)
Bij onregelmatige werkwoorden verandert de stam vaak en het voltooid deelwoord krijgt meestal:

Voorvoegsel: ge-
Stam (kan veranderen)
Achtervoegsel: -en
Voorbeeld:

sehen (zien) → gesehen
fahren (rijden) → gefahren

Slide 9 - Tekstslide

Werkwoorden met een voorvoegsel
Werkwoorden met een vast voorvoegsel, zoals be-, er-, ver-, ent- krijgen geen ge- in het voltooid deelwoord.

Voorbeeld:

besuchen (bezoeken) → besucht
erzählen (vertellen) → erzählt
Werkwoorden met een onregelmatig voorvoegsel (afscheidbare werkwoorden)
Bij werkwoorden met een los voorvoegsel, zoals auf-, an-, mit-, ein-, komt het voorvoegsel ge- tussen het prefix en de stam van het werkwoord.

Voorbeeld:

aufstehen (opstaan) → aufgestanden
mitkommen (meekomen) → mitgekommen

Slide 10 - Tekstslide

Grammatica Aufgabe 5
Onvoltooid verleden tijd van haben, sein en werden. 

Vraag jezelf af hoe goed je de rijtjes uit je hoofd kent...

Slide 11 - Tekstslide

Slide 12 - Tekstslide

Neuneinhalb

Slide 13 - Tekstslide

Was habt ihr heute gelernt?





Wat vond je moeilijk/makkelijk - leuk/minder leuk? 
Waar heb je extra begeleiding bij nodig? 
timer
1:00

Slide 14 - Tekstslide

Hausaufgaben
Leren H1 woorden van Lektion 4

Slide 15 - Tekstslide