Wat is duurzaam?

1 / 24
volgende
Slide 1: Tekstslide
BurgerschapskundeBasisschoolGroep 5

In deze les zitten 24 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Wat weet je over
duurzaamheid?

Slide 2 - Woordweb

Wat betekent duurzaam?
A
Dat het lang duurt.
B
Dat het veel geld kost.
C
Dat je er lang mee kan doen.

Slide 3 - Quizvraag

Duurzaam
Duurzaam betekent dat je er lang mee kan doen.

Als je duurzaam leeft zorg je ervoor dat de aarde nog lang kan bestaan.

Slide 4 - Tekstslide

Waar komen spullen vandaan en waar gaan ze naartoe?

Slide 5 - Tekstslide

Wat is een grondstof
A
Materiaal waar je iets van kan maken.
B
Iets wat je uit de grond haalt.
C
Zand dat in de lucht zit.

Slide 6 - Quizvraag

Kijk naar het plaatje. Wat is waar?
A
Er komt steeds meer afval.
B
Er komen steeds meer grondstoffen.
C
Er blijven minder grondstoffen over.
D
Het is niet duurzaam.

Slide 7 - Quizvraag

Niet duurzaam.
Je maakt de grondstoffen op.

Slide 8 - Tekstslide

Hoe kan je dit probleem oplossen?
Overleg in je groepje!

Slide 9 - Tekstslide

Opgelost?

Slide 10 - Tekstslide

Nog niet alles kan weer een grondstof worden.

Slide 11 - Tekstslide

Ook andere stappen gebruiken spullen.
Gebouwen, machines, verpakkingen.

Slide 12 - Tekstslide

Niet alle afval komt op een berg te liggen.

Slide 13 - Tekstslide

1 Gebruik het niet. 
2 Gebruik het opnieuw.
3 Recycle.

Grondstoffen raken niet op.
Geen afval en CO2 uitstoot.

Slide 14 - Tekstslide

1 Gebruik het niet of minder.
2 Gebruik het opnieuw.
3 Recycle.


Grondstoffen raken niet op.
Minder afval en CO2 uitstoot

Slide 15 - Tekstslide

1 Gebruik het niet of minder.
2 Gebruik het opnieuw.
3 Recycle.


Grondstoffen raken niet op.
Wel afval en CO2 uitstoot.

Slide 16 - Tekstslide

Hoe kan je ervoor zorgen dat grondstoffen niet opraken?
A
Grondstoffen kunnen niet op raken.
B
Door afval opnieuw te gebruiken.

Slide 17 - Quizvraag

Wanneer kan er afval ontstaan?
A
Als je iets hebt gebruikt.
B
Als je iets is gemaakt.
C
Als je iets vervoert.
D
A, B en C zijn goed.

Slide 18 - Quizvraag

Wat is het meest duurzaam?
A
Iets niet gebruiken.
B
Afval scheiden.
C
Iets opnieuw gebruiken.
D
Recyclen.

Slide 19 - Quizvraag

Niet gebruiken
Opnieuw gebruiken
Recyclen
Je koopt geen nieuwe trui, want je hebt er al vijf in je kast.
Je ruilt een boek dat je hebt gelezen met een vriend.
Je gooit glas in de glasbak.

Slide 20 - Sleepvraag

Niet gebruiken
Opnieuw gebruiken
Recyclen
Je gooit je drinkpakje in de plasticbak.
Je neemt een drinkbeker mee naar school.
Je slaat een dag douchen over.

Slide 21 - Sleepvraag

Verpakking zorgen vaak voor afval. Waarbij worden veel verpakkingen gebruikt.
A
Productie (maken).
B
Distributie (vervoer).
C
Gebruik.
D
Afval scheiden.

Slide 22 - Quizvraag

1

Slide 23 - Video

01:23
Typ in 1 zin wat je hebt geleerd van deze les.

Slide 24 - Open vraag