Herhalen thema 3 Erfelijkheid

• Biologie / Verzorging
• Middelbare school
• vmbo k
• Leerjaar 3

Herhaling Kader 3 thema 3 Erfelijkheid

Deel 3A boek

BS 1 tot en met 9

PTA 3

Weging 4x

Wat weet je nog over erfelijkheid?

Genotype

1. Is hoe je eruit ziet
2. Zijn alle erfelijke eigenschappen
3. Zit in je hersenen
4. Wordt bepaald door wat je eet

Hoe ontstaat het fenotype?

1. Door je DNA
2. Door wat je eet
3. Door invloeden uit de omgeving
4. Door het DNA en de invloeden uit de omgeving

Mathilde laat een permanentje zetten bij de kapper. Verandert hierdoor haar genotype en haar fenotype?

1. genotype wel fenotype niet
2. genotype niet fenotype wel
3. genotype niet fenotype niet
4. genotype wel fenotype wel

Chromosomen zijn opgebouwd uit genen.

1. juist
2. onjuist

Een gen bevat informatie over één eigenschap

1. juist
2. onjuist

Wat is een dominant gen?

1. een gen dat niet tot uiting komt in het fenotype
2. een gen dat veranderd is
3. een gen dat wel tot uiting komt in het fenotype
4. een gen die niks doet

Waar in je lichaam staat het gen voor haargroei aan?

1. In de lever
2. In de ogen
3. In de hoofdhuid
4. In de spieren

chromosomen en genen

Hoeveel chromosomen bevat

een lichaamscel?

Genen zijn stukjes van een 

chromosoom.

Chromosomen komen in paren

voor. Dus genen komen in paren voor.

Gen

Celkern

DNA

Chromosomen

Allelen

Het genotype ontstaat bij de bevruchting.

Hierbij krijg je voor elke erfelijke eigenschap een gen van je moeder en van je vader

Geslachtscellen

 Geslachtscellen hebben  23 chromosomen,  enkelvoudige chromosomen of enkelvoudige genen.

Als de eicel en zaadcel bij de bevruchting versmelten bevat de bevruchte eicel weer 46 chromosomen. 23 van de vader, 23 van de moeder.

Dan gaat bevruchte eicel alsmaar delen tot een klompje cellen dat uitgroeit tot een baby door gewone celdeling

Zaadcellen/eicellen worden gevormd door ?

1. Meiose
2. Mitose
3. Gewone celdeling
4. Reductiedeling

Geslachtscellen

Jongen of meisje?

Het geslacht van een kind word bepaald door het 23e chromosomenpaar.

X en X (meisje), of X en Y (jongen) chromosoom.

In de eicel van de moeder zit altijd een X chromosoom. De zaadcel van de vader bepaalt dus altijd het geslacht; zit er in de zaadcel een X chromosoom, dan word het kind een meisje. Als er een Y chromosoom in zit, word het een jongen. De X en Y chromosomen zijn geslachtschromosomen.

Alle eicellen hebben dus een x-chromosoom.

De helft van de zaadcellen hebben een X-chromosoom.

De helft van de zaadcellen hebben een Y-chromosoom.

Jongen of meisje

Wat is nog onduidelijk?

Wat heb je geleerd in deze LessonUp?

Aan het werk:

Lees BS 1, 2 en 3.

Maak opdrachten online BS 1, 2 en 3.

Had je die al gemaakt, kijk ze dan even weer over.

Noteer welke vragen je niet begrijpt.

Klaar? Lees BS 3.

Maak een samenvatting van vetgedrukte woorden.