5.2 Chromosomen

5.2 Chromosomen
-Herhalen 5.1
-Uitleg 5.2
1 / 31
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2

In deze les zitten 31 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 3 videos.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

5.2 Chromosomen
-Herhalen 5.1
-Uitleg 5.2

Slide 1 - Tekstslide

Herhaling
BS 5.1

Slide 2 - Tekstslide

Genotype
Eigenschappen die vastliggen in je genen (in je DNA).
Dit genotype is erfelijk en ligt vast.

Bijvoorbeeld: oogkleur, haarkleur, huidskleur

Slide 3 - Tekstslide

 Fenotype en Genotype 

  • Fenotype: uiterlijke kenmerken, makkelijk aan te passen, wordt bepaald door je DNA en invloeden uit je omgeving (milieu)

  • Genotype: eigenschappen die vastliggen in je genen, zijn niet aan te passen en erf je van je ouders

  • Fenotype =genotype + milieu



Slide 4 - Tekstslide

Wordt deze eigenschap bepaald door het  genotype / fenotype of door beiden?
GENOTYPE
FENOTYPE
Zowel fenotype als genotype
Iemands
lengte
Iemands
bloedgroep
Iemands bruine ogen
Iemands nieuwe haarkleur
Iemands hoge cholesterol-gehalte

Slide 5 - Sleepvraag

Slide 6 - Video

BS 5.2 Chromosomen

Slide 7 - Tekstslide

Lesdoelen
1. Ik kan uitleggen hoe elk van de ouders 50% van de chromosomen levert.
2. Ik kan aangeven dat bij mensen het geslacht wordt bepaald door de geslachtschromosomen.
3. Ik kan uitleggen hoe door geslachtelijke voortplanting variatie in genotypen ontstaat. 

Slide 8 - Tekstslide

Slide 9 - Tekstslide

Waarom lijk je dan op je ouders?

De helft van jouw 'bouwpakket' komt van de 
23 chromosomen die je van je vader kreeg.

De helft van jouw 'bouwpakket' komt van de 
23 chromosomen die je van je moeder kreeg.




Slide 10 - Tekstslide

Menselijke cel

In een eicel zitten 23 chromosomen.
In een zaadcel zitten 23 chromosomen.

Eicel + zaadcel = een bevruchte cel met 46 chromosomen.

Menselijke cellen hebben dus 46 chromosomen.
Alleen de zaadcel en de eicel NIET!!

WAAROM IS DIT ?





Slide 11 - Tekstslide

Geslachtschromosomen
Dat 23ste paar bepaalt dus of je, lichamelijk gezien,
een man (XY) of een vrouw (XX) bent.
   

Ze heten daarom je geslachtschromosomen.

Slide 12 - Tekstslide

Vrouw XX
Man XY

Slide 13 - Tekstslide

Chromosomenparen
Geslachtschromosomen: het chromosomenpaar dat het geslacht bepaalt XX, XY bij mensen.

Autosomen: alle andere chromosomen.

Slide 14 - Tekstslide

Alle eicellen hebben dus een X-chromosoom.

De helft van de zaadcellen hebben een X-chromosoom.
De helft van de zaadcellen hebben een Y-chromosoom.


Jongen of meisje

Slide 15 - Tekstslide

Slide 16 - Tekstslide

Mitose en meiose
Meiose:
  • Reductiedeling
  • Functie: Maken van geslachtscellen
Mitose:
  • Gewone celdeling
  • Functie: bijmaken van lichaamscellen voor groei, vervangen en herstel

Slide 17 - Tekstslide

Slide 18 - Video

Gen en allel
 ✔Chromosomen bestaan uit DNA
✔ Een gen is een stukje van een chromosoom dat informatie kan bezitten voor een eigenschap.
✔ Varianten van een gen noem je allelen. Bijv. het gen oogkleur heeft variant (allel) 'blauw' en 'bruin'. 




Slide 19 - Tekstslide

Veel variatie door geslachtelijke voortplanting

Slide 20 - Tekstslide

Slide 21 - Tekstslide

Slide 22 - Video

Geslachtscellen van mensen bevatten
A
23 chromosomen
B
34 chromosomen
C
46 chromosomen
D
92 chromosomen

Slide 23 - Quizvraag

Elke gewone lichaamscel bevat
A
23 Chromosomen
B
34 Chromosomen
C
46 Chromosomen
D
92 Chromosomen

Slide 24 - Quizvraag

Bij katten bevatten de zaadcellen 19 chromosomen.
Hoeveel chromosomen
bevatten de eicellen van katten?
A
19 chromosomen
B
9,5 chromosomen
C
38 chromosomen
D
190 chromosomen

Slide 25 - Quizvraag

Bij tijgers hebben zaadcellen 20 chromosomen.
Hoeveel chromosomen hebben de oogcellen van tijgers?
A
20 chromosomen
B
40 chromosomen

Slide 26 - Quizvraag

Er wordt een jongetje geboren.

De kern van een huidcel van hem bevat
A
22 paar chromosomen + XX
B
22 paar chromosomen + XY
C
22 chromosomen + XY
D
22 chromosomen + Y

Slide 27 - Quizvraag

Je fenotype komt tot stand door:
A
alleen je chromosomen
B
alleen milieu
C
chromosomen en milieu

Slide 28 - Quizvraag

Welke cellen hebben geen paren chromosomen maar enkele chromosomen in de celkern?
A
Geslachtscellen
B
Lichaamscellen

Slide 29 - Quizvraag

Kern van cel P bevat 40 chromosomen.
Hoeveel chromosomen bevat cel 1 ?
A
20
B
40
C
80

Slide 30 - Quizvraag

Huiswerk
Basisstof 2:
2,5,7,8,9  

Slide 31 - Tekstslide