BERH: T13 Transport en afweer BS5 Weefselvloeistof en Lymfe

BS 5: Weefselvloeistof en lymfe
1 / 23
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolvmbo k, g, tLeerjaar 4

In deze les zitten 23 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 2 videos.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

BS 5: Weefselvloeistof en lymfe

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Lesverloop

  1. Leerdoelen BS5
  2. Leer met deze LessonUp en je boek.
  3. Kennis testen
  4. Aan de slag: maak alle opdrachten in het boek.

Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies



  • Afvoeren van weefselvloeistof
  • Lymfe
  • Afweer tegen ziekteverwekkers



13.5.1 Je kunt de kenmerken en functies van weefselvloeistof en lymfe noemen.
Leerdoelen
Waar gaat BS5 over?

Slide 3 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

ten eerste:
Vloeistoffen in het lichaam
Een vloeistof in het lichaam, afhankelijk van waar die ligt, krijgt een andere naam.
  • Bloedplasma: water met opgeloste stoffen in de bloed.
  • Weefselvloeistof:  vloeistof tussen de cellen in de weefsels. Dit is bloedplasma dat uit de haarvaten is gelekt.

  • Lymfe: vloeistof in de lymfevaten. Dit is weefselvloeistof die opgenomen is in de lymfevaten.

Slide 4 - Tekstslide

https://biologielessen.nl/weefselvloeistof-3/
Het lymfestelsel
Het lymfestelsel bestaat uit lymfevaten en lymfeknopen. Deze vaten lopen net als bloedvaten door het hele lichaam.

Functies Lymfestelsel: 
het werkt als een filtersysteem die afvalstoffen en ziekteverwekkers uit de weefselvloeistof opneemt en deze onschadelijk maakt in de lymfeknopen. De 'schone' lymfe gaat uiteindelijk terug het bloed in.
  • Afvoer van afvalstoffen uit de organen.
  • Afweer tegen ziekteverwekkers.



bestudeer het plaatje!

Slide 5 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Weefselvloeistof
Weefselvloeistof= vocht dat zich tussen de cellen van organen bevindt.


  • Weefselvloeistof zit om alle cellen van een weefsel heen. Stoffen die cellen nodig hebben kunnen ze uit de weefselvloeistof halen (zuurstof, voedingsstoffen) 
  • En stoffen die ze niet nodig hebben geven ze af aan het weefselvloeistof (afvalstoffen, CO2).


bestudeer het plaatje!

Slide 6 - Tekstslide

Door de bloeddruk wordt bij het begin van de haarvaten vocht naar buiten geperst. 
Iemand neemt een medicijn in. Stoffen uit het medicijn worden in het bloed opgenomen en komen uiteindelijk ook in de cellen van een ziek orgaan terecht.
In de afbeelding is schematisch weergegeven welke weg deze stoffen afleggen vanuit een haarvat naar zo’n cel. De stoffen passeren op hun weg de plaats die in de afbeelding is aangegeven met de letter P.

Wat bevindt zich op plaats P?
A
bloed
B
lymfe
C
weefselvloeistof

Slide 7 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Vorming weefselvloeistof
  1. Weefselvloeistof wordt gevormd aan het begin van de haarvaten: door de bloeddruk wordt vocht naar buiten geperst.
  2. er zit o.a. zuurstof en voedingsstoffen in opgelost. Cellen nemen deze stoffen op.
  3. cellen geven afvalstoffen, koolstofdioxide af aan de weefselvloeistof.
  4. een deel van de  weefselvloeistof wordt weer opgenomen in de haarvaten.
  5. grootste deel van de weefselvloeistof wordt opgenomen in lymfevaten >> lymfe.


bestudeer het plaatje! Leg uit wat je ziet

Slide 8 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Lymfevaten
    Lymfevaten = vaten in het lymfevatenstelsel.

    • Voeren de lymfe weg van de cellen in de organen.
    • Hebben kleppen: zorgen ervoor dat de lymfe maar in één richting stroomt. 
    • Lymfe wordt voortgestuwd door omliggende spieren.
    • Alle lymfe komt terecht in twee grote lymfevaten: de rechterlymfestam en de borstbuis
    • Deze twee grote lymfevaten monden uit in aders die onder de sleutelbeenderen liggen. 
    • Via deze aders komt de lymfe in de bovenste holle ader terecht.
    • De lymfe wordt opgenomen in het bloed.

    Slide 9 - Tekstslide

    Het grootste deel van de weefselvloeistof wordt opgenomen in fijne lymfevaten. 
    De vloeistof in de lymfevaten heet lymfe. Het bestaat uit water met witte bloedcellen en opgeloste stoffen, zoals antistoffen, hormonen, koolstofdioxide en andere afvalstoffen. Bovendien bevat lymfe een deel van de zuurstof en voedingsstoffen die niet door de cellen zijn opgenomen. 
    De lymfevaten voeren de lymfe weg van de cellen in de organen. Kleppen in de lymfevaten zorgen ervoor dat de lymfe maar in één richting stroomt. Verschillende fijne lymfevaten komen samen tot grotere lymfevaten. Uiteindelijk komt alle lymfe terecht in twee grote lymfevaten: de rechterlymfestam en de borstbuis. Deze monden beide uit in aders die onder de sleutelbeenderen liggen. Via deze aders komt de lymfe in de bovenste holle ader terecht. De lymfe wordt opgenomen in het bloed.
    twee grote lymfevaten

    Slide 10 - Tekstslide

    Deze slide heeft geen instructies

    Witte bloedcellen kunnen vanuit haarvaten in het weefselvloeistof terechtkomen. Dat stroomt via de lymfevaten weer richting het hart. Deze lymfevloeistof kan maar in één richting stromen. Hierover wordt door Julia en Finn een uitspraak gedaan.
    >> Julia zegt dat kleppen in de lymfevaten
    ervoor zorgen dat lymfevloeistof in de goede richting stroomt.
    >> Finn zegt dat het pompen van het hart
    ervoor zorgt dat lymfevloeistof in de goede richting stroomt.

    Wie heeft gelijk?
    A
    Geen van beiden heeft gelijk.
    B
    Alleen Julia heeft gelijk.
    C
    Alleen Finn heeft gelijk.
    D
    Julia heeft gelijk en Finn heeft gelijk.

    Slide 11 - Quizvraag

    Deze slide heeft geen instructies

    Lymfe
    Lymfe = de vloeistof in de lymfevaten. 

    • Het bestaat uit water met witte bloedcellen en opgeloste stoffen, zoals antistoffen, hormonen, koolstofdioxide en andere afvalstoffen.
    • Bevat een deel van de zuurstof en voedingsstoffen die niet door de cellen zijn opgenomen. 
    • Lymfe lijkt op de vloeistof in de (zuurstofarme) aderen.

    Slide 12 - Tekstslide

    Deze slide heeft geen instructies


    Welke bloeddeeltjes zijn in de lymfevloeistof aanwezig?

    A
    alleen de witte bloedcellen
    B
    alleen de witte bloedcellen en de rode bloedcellen
    C
    de witte bloedcellen, de rode bloedcellen en de bloedplaatjes

    Slide 13 - Quizvraag

    Deze slide heeft geen instructies

    Lymfeknopen
    Lymfeknopen: zuiveren de lymfe van ziekteverwekkers.
    Dit wordt gedaan door de witte bloedcellen

    Functies lymfeknopen
    • Zuiveren de lymfe van ziekteverwekkers. 
    • Witte bloedcellen die antistoffen maken ontwikkelen zich hier.
    • In lymfeknopen bevinden zich ook witte bloedcellen die ziekteverwekkers kunnen insluiten.

    De witte bloedcellen en vocht kunnen door de wand van de haarvaten (één cellaag dik) heen naar de organen.

    Slide 14 - Tekstslide

    Lymfe wordt gecontroleerd in de lymfeknopen op de aanwezigheid van ziekteverwekkers. Dit wordt gedaan door de witte bloedcellen. 
    Waar tref je de lymfeklieren (of lymfeknopen) aan?

    Slide 15 - Tekstslide

    Deze slide heeft geen instructies

    Vraag (volgende slide)
    kattenkrabziekte
    Veel katten zijn besmet met een bacterie die bij mensen de kattenkrabziekte kan veroorzaken. Besmette katten hebben zelf geen ziekteverschijnselen. Door krabben of bijten kan de bacterie overgebracht worden op mensen en zich in het lichaam verspreiden. Bij de meeste mensen levert een besmetting geen problemen op, omdat hun lichaam de ziekteverwekker snel bestrijdt. Sommige mensen kunnen echter na zo’n besmetting opgezwollen lymfeknopen en koorts krijgen.

    Slide 16 - Tekstslide

    Deze slide heeft geen instructies

    Drie vloeistoffen in het lichaam zijn: bloed, lymfe en weefselvloeistof.

    In welke van deze vloeistoffen kan de verwekker van de kattenkrabziekte
    zich bij een besmet persoon bevinden?

    A
    alleen in bloed en in lymfe
    B
    alleen in bloed en in weefselvloeistof
    C
    alleen in lymfe en in weefselvloeistof
    D
    in bloed, in lymfe en in weefselvloeistof

    Slide 17 - Quizvraag

    Deze slide heeft geen instructies

    ko
    VOLGENDE FILM 
    Focus op biologie Lymfestelsel
    casus van iemand met oedeem en uitleg tussendoor.





    Slide 18 - Tekstslide

    Vul voor jezelf aan
    Substraat: is wat wordt omgezet/verwerkt in een enzym
    Active centrum: waar substraat bind met enzym
    reactieproduct: wat uit de reactie komt

    Slide 19 - Video

    Deze slide heeft geen instructies

    ko
    extra - VOLGENDE FILM 
    uitleg Biologie met Joost




    Slide 20 - Tekstslide

    Vul voor jezelf aan
    Substraat: is wat wordt omgezet/verwerkt in een enzym
    Active centrum: waar substraat bind met enzym
    reactieproduct: wat uit de reactie komt

    Slide 21 - Video

    Deze slide heeft geen instructies


    1. Lees de §13.5 in je boek.  
    2. Maak alle opdrachten + extra opdrachten + samenhang
    3. Maak aantekeningen van wat je geleerd hebt. 
    4. KIJK NA!
    5. Doe de Test Jezelf online.
    6. Ga naar Biologiepagina.nl om te oefenen.
    7. Vragen? Noteer deze.

    Klaar? De komende les ga je de volgende doen - je kunt hier alvast mee beginnen:

    • §13.6
    • Ga naar Examenkracht.nl om te oefenen.

    Verdieping: bekijk beschikbare videos zoals Biologie met Joost
    Aan de slag! 

    Slide 22 - Tekstslide

    Deze slide heeft geen instructies

    Slide 23 - Tekstslide

    Deze slide heeft geen instructies