De lezer kan de tekst zo ook veel beter begrijpen.
Slide 6 - Tekstslide
LEESTEKENS
- punten
- vraagtekens
- uitroeptekens
- komma's
- dubbele punten
- aanhalingstekens
Slide 7 - Tekstslide
PUNT (1)
- Aan het einde van een zin
Vandaag heb ik een hockeywedstrijd.
Morgen ga ik logeren bij mijn vriendin.
Slide 8 - Tekstslide
PUNT (2)
- Na of in sommige afkortingen
d.m.v. - m.a.w. - i.i.g.
dhr. - mevr. - mej.
max. - min. - nr.
Slide 9 - Tekstslide
VRAAGTEKEN
- Na een vraag
Tot hoe laat ben jij vanmiddag op school?
'Neem jij mijn tas mee?' vroeg Martijn.
Slide 10 - Tekstslide
UITROEPTEKEN (1)
- Om aan te geven dat iemand luid roept
'Ik ben beneden!' klonk het vanuit de kelder.
Slide 11 - Tekstslide
UITROEPTEKEN (2)
- Om een bevel of waarschuwing aan te geven
Halt, of ik schiet!
Stop!
Kom hier!
Slide 12 - Tekstslide
KOMMA
- Maakt een zin overzichtelijker.
- Staat op de plaats waar je bij hardop lezen even een rust neemt.
Slide 13 - Tekstslide
KOMMA (1)
- Als pauzeteken in een zin:
Onze hond eet erg veel, toch is hij niet dik.
Slide 14 - Tekstslide
KOMMA (2)
- Tussen de delen van een opsomming
Ik hou van verschillende smaken ijs: chocolade, vanille en bosvruchten.
Slide 15 - Tekstslide
KOMMA (3)
- Tussen twee persoonsvormen
Als je fietsband lek is, moet je ervoor zorgen dat het gemaakt wordt.
Samengestelde zin
Van twee zinnen is één zin gemaakt. Een zin heeft dan twee persoonsvormen (dit leer je in leerjaar 2).
Slide 16 - Tekstslide
KOMMA (4)
- Na de aanhef en afsluiting van een zakelijke brief of e-mail.
Geachte heer Jansen,
Met vriendelijke groet,
Samengestelde zin
Van twee zinnen is één zin gemaakt. Een zin heeft dan twee persoonsvormen (dit leer je in leerjaar 2).
Slide 17 - Tekstslide
DUBBELE PUNT (1)
- Voor een opsomming
Je hebt nodig: een ei, een klontje boter en een snufje zout.
Slide 18 - Tekstslide
DUBBELE PUNT (2)
- In plaats van want of immers (uitleg)
Ik ga niet mee naar de film: ik moet huiswerk maken.
Slide 19 - Tekstslide
DUBBELE PUNT (3)
- Voor een aankondiging
Ik heb een nieuwtje: ik ga verhuizen naar Breda.
Na een dubbele punt
Na een dubbele punt gebruik je normaal NOOIT een hoofdletter.
Slide 20 - Tekstslide
AANHALINGSTEKENS
- Bij een citaat
Brenda vroeg:"Heeft iemand een oplader te leen? Ik ben die van mij kwijt."
Na een dubbele punt
Na een dubbele punt gebruik je normaal NOOIT een hoofdletter.
Slide 21 - Tekstslide
Schrijf over. Zet leestekens waar dat moet.
Als het pijn doet geef je maar een gil
Slide 22 - Open vraag
Schrijf over. Zet leestekens waar dat moet. Levi wil je die bak met pennen potloden en stiften aangeven
Slide 23 - Open vraag
Schrijf over. Zet leestekens waar dat moet.
Ik blijf vandaag thuis omdat ik schoolziek ben
Slide 24 - Open vraag
‘Sara zei:‘ Ik heb een super vakantie gehad!
A
Goed
B
Fout
Slide 25 - Quizvraag
Fernando vroeg: ‘Wil je de suiker aangeven?’
A
Goed
B
Fout
Slide 26 - Quizvraag
Marly zei tegen Waldo: ‘Ik kan je niet vinden.’
A
Goed
B
Fout
Slide 27 - Quizvraag
Het jongetje vroeg aan zijn moeder: ‘Zijn we er bijna’?
A
Goed
B
Fout
Slide 28 - Quizvraag
Thomas zei ‘Daar heb ik geen zin in.’
A
Goed
B
Fout
Slide 29 - Quizvraag
Mike vroeg Vera heb je de toets goed gemaakt?
De bovenstaande zin kan met leestekens op twee manieren worden opgeschreven:
Wat wordt dan het verschil in de betekenis?
Slide 30 - Tekstslide
Mike vroeg Vera heb je de toets goed gemaakt?
Degene die de vraag stelt verschilt.
1 = Mike vroeg: ‘Vera, heb je de toets goed gemaakt?’ Dan vraagt Mike iets aan Vera. 2 = ‘Mike,’ vroeg Vera ‘heb je de toets goed gemaakt?’ Dan vraagt Vera iets aan Mike.
Slide 31 - Tekstslide
Slide 32 - Tekstslide
Slide 33 - Tekstslide
Slide 34 - Tekstslide
Slide 35 - Tekstslide
Let op: geen hoofdletter
's Hertogenbosch - 't Regent
22 leerlingen - 80% van de bevolking
Windstreken: Het zuiden van het land
Samenstelling van feestdagen: kerstkaart
Seizoenen, dagen en maanden
Slide 36 - Tekstslide
Alle feestdagen krijgen een hoofdletter.
Dus: Eerste Kerstdag, Tweede Pinksterdag, Hemelvaartsdag, Nieuwjaarsdag.
Let op: het is 'oudjaar'.
Samenstellingen van feestdagen zijn met een kleine letter.
Dus: kerstboom, paashaas, oudjaarslot.
Slide 37 - Tekstslide
Wat heb je geleerd vandaag?
Wat heb je geleerd vandaag?
Slide 38 - Tekstslide
vragen
VRAGEN?
Slide 39 - Tekstslide
Maak van blz 28 H1 Grammatia en spelling opdracht 1t/m 9 !!!