herhalen leerdoel 1 en 2

Vandaag
- terugblik op de quiz voor de vakantie
- oefenen van leerdoel 1 en 2
- start hoofdstuk 8
- huiswerk
1 / 24
volgende
Slide 1: Tekstslide
WiskundeMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 1

In deze les zitten 24 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Vandaag
- terugblik op de quiz voor de vakantie
- oefenen van leerdoel 1 en 2
- start hoofdstuk 8
- huiswerk

Slide 1 - Tekstslide

Nav quiz voor de vakantie
  • 10 leerlingen hebben het heel goed gedaan!
Top!
  • 9 leerlingen hebben het nog niet voldoende gemaakt.
We moeten nog even oefenen. Daarna krijg je nog een kans.
  • 7 leerlingen hebben het niet gemaakt.
Jullie hebben een extra uur waarin je moet nablijven.

Slide 2 - Tekstslide

Leerdoel 1
Ik kan een formule maken bij een beschrijving.

- Wat komt er elke keer bij per stapje van 1? (hellingsgetal)
- Is er een vast deel? (startgetal)
- Welk twee woorden (grootheden) moeten er in de formule?

Slide 3 - Tekstslide

Leerdoel 2
Ik kan een grafiek tekenen bij een formule.

- Maak een tabel. 
- Vul alle coördinaten van de tabel in in een grafiek. (getal boven en onder elkaar)

Slide 4 - Tekstslide

In een wolkenkrabber ben je met de lift in één seconde 11 meter hoger. Geert stapt op een hoogte van 100 meter in de lift en gaat naar boven.
Welke twee woorden moeten in de formule?

Slide 5 - Open vraag

In een wolkenkrabber ben je met de lift in één seconde 11 meter hoger. Geert stapt op een hoogte van 100 meter in de lift en gaat naar boven.
Welk getal is hier het vaste deel?

Slide 6 - Open vraag

In een wolkenkrabber ben je met de lift in één seconde 11 meter hoger. Geert stapt op een hoogte van 100 meter in de lift en gaat naar boven.
Geef de formule.

Slide 7 - Open vraag

Mark heeft op zijn spaarrekening € 36,- staan. Hij spaart elke week € 3,50.
Geef de formule die bij het bedrag op de spaarrekening van Mark hoort.

Slide 8 - Open vraag

De formule voor het bedrag op de spaarrekening van Mark is: aantal weken x 3,50 + 36,00 = spaarbedrag
Na hoeveel weken heeft Mark 57,00 op zijn rekening?

Slide 9 - Open vraag

Er moeten vijf onderdelen aanwezig zijn als je een grafiek tekent. Welke weet jij nog?
De eerste letters zijn: A - O - G - E/G - G

Slide 10 - Open vraag

Hoofdstuk 8 - Rekenen
1. Ik kan berekeningen in de juiste volgorde uitvoeren.
2. Ik kan decimale getallen optellen, aftrekken en vermenigvuldigen.
3. Ik kan  breuken optellen en aftrekken.
4. Ik kan breuken vermenigvuldigen.
5. Ik kan een percentage als een breuk schrijven en andersom.
6. Ik kan een percentage als een decimaal getal schrijven en andersom.

Slide 11 - Tekstslide

1. Ik kan berekeningen in de juiste volgorde uitvoeren.

Slide 12 - Tekstslide

som - verschil - product - quotiënt
Al deze woorden gebruik je voor de uitkomst van een bepaalde som. Kies welk woord bij welke som hoort:

A  2 x 3 =
B  2 + 3 =
C  2 : 3 =
D  2 - 3 =
1. som
2. verschil
3. product
4. quotiënt

Slide 13 - Tekstslide

Het verschil van 12 en 4
A
16
B
8
C
48
D
3

Slide 14 - Quizvraag

Het product van 6 en 2
A
8
B
3
C
4
D
12

Slide 15 - Quizvraag

Het quotiënt van 10 en 5
A
2
B
50
C
15
D
5

Slide 16 - Quizvraag

De som van 36 en 6
A
216
B
6
C
30
D
42

Slide 17 - Quizvraag

Volgorde van berekenen
Er is een vast volgorde waarin je een som moet berekenen.

Haakjes gaan altijd voor!
Daarna x en :
en tot slot + en -


Slide 18 - Tekstslide

85 - 3 x 25 = 
Vermenigvuldigen gaat voor dus dat doen we eerst. 
De rest van de som schrijf je gewoon over.

85 - 75  = 10

Slide 19 - Tekstslide

(12 + 7) x 6 - 94
De haakjes gaan voor dus dat doen we eerst. 
De rest van de som schrijf je gewoon over.
19 x 6 - 94
Daarna vermenigvuldigen:
114 - 94 
Daarna aftrekken
114 - 94 = 20

Slide 20 - Tekstslide

12 x 7 + 6 : 3
Er zijn geen haakjes. Maar wel x en :. Als ze allebei in de som staan, werk je gewoon van links naar rechts. Dus eerst keer :
84 + 6 :3
Hierna delen
84 + 2
Daarna optellen
84 + 2 = 86

Slide 21 - Tekstslide

(13 + 2) x 5 =
A
75
B
23
C
50
D
77

Slide 22 - Quizvraag

10 x 4 + 12 : 2 =
A
46
B
26
C
32
D
62

Slide 23 - Quizvraag

Huiswerk
opgave 2, 4, 9 en 10.

Slide 24 - Tekstslide