VMBO 2 par 1.1 wat wil je kopen

HOOFDSTUK 1
Paragraaf 1.1
Wat wil je kopen
1 / 38
volgende
Slide 1: Tekstslide
EconomieMiddelbare schoolmavoLeerjaar 2

In deze les zitten 38 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

HOOFDSTUK 1
Paragraaf 1.1
Wat wil je kopen

Slide 1 - Tekstslide

Hoe ziet de les eruit
  • welkom
  • absentie noteren 
  • beetje theorie (en herhalen vorige les) 
  • 10 a 15 minuten aan de slag
  • nog een beetje theorie
  • opdrachten afmaken totdat de bel gaat
Als je het slim aanpakt, heb je geen huiswerk!

Slide 2 - Tekstslide

Lesson Up
Ga naar:
WWW.LESSONUP.COM

INLOGGEN..... met je schoolaccount:
SCHOOLMAIL EN JE WACHTWOORD
KLASSENCODE 2HB

V K B V X

Slide 3 - Tekstslide

Lesson Up
Ga naar:
WWW.LESSONUP.COM

INLOGGEN.... met je schoolaccount:
SCHOOLMAIL EN JE WACHTWOORD
KLASSENCODE 2HC

R H G P D

Slide 4 - Tekstslide

Lesson Up
Ga naar:
WWW.LESSONUP.COM

INLOGGEN.... met je schoolaccount:
SCHOOLMAIL EN JE WACHTWOORD
KLASSENCODE 2HD

W Z H U J

Slide 5 - Tekstslide

Lesson Up
Ga naar:
WWW.LESSONUP.COM

INLOGGEN..... met je schoolaccount:
SCHOOLMAIL EN JE WACHTWOORD
KLASSENCODE 2HE

I D I P U

Slide 6 - Tekstslide

Lesson Up
Ga naar:
WWW.LESSONUP.COM

INLOGGEN.... met je schoolaccount:
SCHOOLMAIL EN JE WACHTWOORD
KLASSENCODE 2HF

I S A E O

Slide 7 - Tekstslide

Lesdoel
Na deze les :
  • weet je welke behoeften er zijn 
  • weet je wat goederen en diensten zijn
  • weet je wat een consument is

Slide 8 - Tekstslide

ECONOMIE
"de wetenschap die zich bezighoudt met de keuze die mensen maken om in hun behoeften te voorzien"

Economie: Grieks oikos (huis) en nomos (regel)
dus
HUISHOUDKUNDE!
Wat is een behoefte?

Slide 9 - Tekstslide

Economie
Economie is keuzes maken.
Welke drie basisbehoeftes heeft een mens???

Slide 10 - Tekstslide

Behoefte
Basisbehoeften
- voedsel/drinken
- kleding
- onderdak

De rest zijn overige en/of luxe behoeften

Slide 11 - Tekstslide

Lesdoel
  • weet je wat goederen en diensten zijn

Slide 12 - Tekstslide

Goederen en Diensten
Goederen zijn tastbaar

Verbruiksgoederen : zijn op na gebruik (tosti, tandpasta)
Gebruiksgoederen : gaan vaker mee (tosti apparaat, tandenborstel)
Diensten zijn niet tastbaar

- de glazenwasser die de ramen zeemt
- de fietsenmaker die je fiets maakt

Slide 13 - Tekstslide

Lesdoel
  • weet je wat een consument is

Slide 14 - Tekstslide

Consument
In je behoefte voorzien kan je doen door:

- iets te kopen, dat heet CONSUMEREN (klant = CONSUMENT)
- iets zelf te maken (kleding, moestuin), dat heet ZELFVOORZIENING

Slide 15 - Tekstslide

Aan de slag
maak uit je boek :
vraag 2, 3, 5, 6, 7, 8, 10, 

je hebt 12 minuten de tijd!

je mag overleggen met je buurman/vrouw naast je

timer
10:00

Slide 16 - Tekstslide

Herhalen

  • welke behoeften zijn er 
  • wat is verschil tussen goederen en diensten zijn
  • wat is het verschil tussen verbruiks- en gebruiks goederen
  • wat is consumeren

Slide 17 - Tekstslide

Gemiddelde berekenen
Gemiddelde = Totaal bedrag : aantal 
Kijk mee op blz 10, het voorbeeld in het groene kader.

het totale bedrag is:
2 x € 1,68   +  1 x € 1,49    = € 4,95

het totale aantal flessen is:
2 cola + 1 sinas = 3 flessen

gemiddelde = totaal bedrag : aantal

€ 4,95 : 3 = € 1,65

gemiddeld kost 1 fles € 1,65

Slide 18 - Tekstslide

Aan de slag
maak uit je boek :
vraag 2, 3, 5, 6, 7, 8, 10 ( vanaf bladzijde 8 )

en maak de rekensommen 14 en 15 (schrijf de berekening op)
En maak daarna de vragen in Lesson Up

Wat niet af is, is huiswerk!!!

Slide 19 - Tekstslide

paragraaf 1.1 
Vragen en sommen

Slide 20 - Tekstslide

Wat is een behoefte?
A
Iets missen waarmee een wens ver..
B
Zin in iets hebben
C
Ergens geen zin in hebben
D
Dat je alles al hebt

Slide 21 - Quizvraag

Woonruimte is een overige behoefte.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 22 - Quizvraag

Wat geldt voor een overige behoefte
A
Die is absoluut noodzakelijk
B
Daar kan ik niet zonder
C
Die heb ik af en toe nodig om te leven
D
Daar kan ik wel zonder maar het maakt het leven wel leuker

Slide 23 - Quizvraag

Wat is een huurhuis voor een behoefte?
A
Basisbehoeften
B
Overige behoeften

Slide 24 - Quizvraag

Wat voor een behoefte is een spijkerbroek?
A
Basisbehoeften
B
Overige behoeften

Slide 25 - Quizvraag

Zelfvoorziening komt meestal voor in gebieden die
A
rijk zijn
B
ontwikkeld zijn
C
arm zijn

Slide 26 - Quizvraag

Wat is een voorbeeld van zelfvoorziening?
A
een laptop kopen
B
in de moestuin werken
C
cupcakes bakken
D
huiswerk maken

Slide 27 - Quizvraag

Wat betekent zelfvoorziening?
A
Produceren door een winkel
B
Anderen produceren voor jou
C
Je produceert zelf wat nodig is
D
Produceren samen met anderen

Slide 28 - Quizvraag

Wat is zelfvoorziening?
A
Dat je je zelf voorziet
B
Wanneer je in jouw behoeften voorziet door producten te kopen
C
Verwennerij voor jezelf
D
Wanneer je in jouw behoeften voorziet door eigen gemaakte producten

Slide 29 - Quizvraag

Welke van de antwoorden is geen vorm van zelfvoorziening
A
sla kopen in een winkel en thuis salade maken
B
sla verbouwen in je moestuin
C
appeltaart maken
D
haar knippen van je dochter

Slide 30 - Quizvraag

Het kopen van goederen of diensten om in je behoeften te voorzien, noemen we...
A
Zelfvoorziening
B
Consument
C
Consumeren
D
Basisbehoefte

Slide 31 - Quizvraag

Consumeren betekent: een behoefte bevredigen
A
Waar
B
Niet waar

Slide 32 - Quizvraag

De winkels binnen detailhandel verkopen goederen aan klanten.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 33 - Quizvraag

Goederen kun je vasthouden
A
Juist
B
Onjuist

Slide 34 - Quizvraag

Je volgt autorijles. Valt dit onder goederen of diensten?
A
Goederen
B
Diensten

Slide 35 - Quizvraag

Wat zijn geen goederen?
A
tas
B
schoonmaken
C
pen
D
krant

Slide 36 - Quizvraag

Goederen die je meerdere keren kunt gebruiken zijn
A
verbruiksgoederen
B
gebruiksgoederen
C
goede goederen
D
langeduur goederen

Slide 37 - Quizvraag

Een restaurant levert goederen, want
A
Je mag er lang tafelen
B
Je mag de WC daar gebruiken
C
Je kan er aan eten en drinken komen
D
De ober brengt je bestelling naar je toen

Slide 38 - Quizvraag