Verwijswoorden

Verwijswoorden
1 / 14
volgende
Slide 1: Woordweb
NederlandsBasisschoolGroep 5

In deze les zitten 14 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Verwijswoorden

Slide 1 - Woordweb

Slide 2 - Tekstslide

Jan Erik is vastberaden. Hij kiest voor een enkele reis naar India.

Slide 3 - Tekstslide

Wat is het verwijswoord:
Lydia houdt van reizen. Als het even kan, trekt ze erop uit.
A
Lydia
B
Het
C
Ze
D
Uit

Slide 4 - Quizvraag

Naar welk woord verwijst ze?
Lydia houdt van reizen. Als het even kan, trekt ze erop uit.
A
Lydia
B
Het
C
Erop
D
Uit

Slide 5 - Quizvraag

Wat is het verwijswoord:
Een kind heeft belangstelling voor sterren. Het wil meer weten over het heelal.
A
Voor
B
Een kind
C
Het
D
Over

Slide 6 - Quizvraag

Waar verwijst het naar?
Een kind heeft belangstelling voor sterren. Het wil meer weten over het heelal.
A
Sterren
B
Heelal
C
Over
D
Een kind

Slide 7 - Quizvraag

Wat is het verwijswoord? Waar verwijst het woord naar?
Schrijf het zo:
verwijswoord - waar verwijst het naar

Slide 8 - Tekstslide

Jan Jacob heeft weinig verbeelding.
Hij gelooft niet in sprookjes.

Slide 9 - Open vraag

Als Jan Erik wakker wordt, gelooft hij zijn ogen niet.

Slide 10 - Open vraag

Brof is niet de enige astronaut. Er zijn meer zoals hij.

Slide 11 - Open vraag

Het vlekdier heet koe, ze geeft melk.

Slide 12 - Open vraag

Slide 13 - Tekstslide

Ik begrijp wat verwijswoorden zijn.
😒🙁😐🙂😃

Slide 14 - Poll