1.4 - Uitkomen met je geld

1.4 - Uitkomen met je geld
1 / 20
volgende
Slide 1: Tekstslide
Mens & MaatschappijMiddelbare schoolvmbo k, tLeerjaar 1

In deze les zitten 20 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 3 videos.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

1.4 - Uitkomen met je geld

Slide 1 - Tekstslide

Doelen:
* Je weet welke drie soorten inkomen er zijn.
* Je kunt de uitgaven indelen in vaste lasten, dagelijkse uitgaven en overige uitgaven.
* Je kunt een begroting maken van je inkomsten en uitgaven en je weet waarvoor je geld moet reserveren.
* Je kunt een bedrag per week omrekenen naar een bedrag per maand en omgekeerd.

Slide 2 - Tekstslide

Vragen voor eind van de les
* Noem drie soorten inkomsten
* Noem drie soorten uitgaven
* Welke formule gebruik je voor het omrekenen van week naar maand?

Slide 3 - Tekstslide

Heb jij inkomen?

Slide 4 - Woordweb

Soorten inkomen
  • Loon / salaris = het inkomen dat je ontvangt als je voor een baas werkt
  • Winst = het inkomen dat je verdient met een eigen bedrijf
  • Uitkering = het inkomen dat je krijgt van de overheid als je bijvoorbeeld werkloos of arbeidsongeschikt bent.


Slide 5 - Tekstslide

Slide 6 - Video

Van welk soort inkomen weet je van te voren niet hoeveel het is?
A
loon
B
winst
C
salaris
D
uitkering

Slide 7 - Quizvraag

Slide 8 - Video

Soorten uitgaven
Vaste lasten = met regelmaat (je zit hier vaak aan vast)
  • Abonnement, huur/hypotheek
Dagelijkse uitgaven = meestal huishoudelijk
  • Boodschappen
Incidentele uitgaven = af en toe
  • Vakantie, nieuwe apparaten, auto

Slide 9 - Tekstslide

Huishoudelijke uitgaven
Vaste lasten
Incidentele uitgaven
Huur
Vakantie
Meubels
Energie
Verzekering
Uitgaan
Persoonlijke verzorging
Boodschappen
Nieuwe telefoon

Slide 10 - Sleepvraag

Uitkomen met je inkomen
Begroting
= Overzicht van verwachte inkomsten en uitgaven

Voor grote uitgaven kan je beter wat geld opzij zetten. 
Dit heet geld reserveren.

Slide 11 - Tekstslide

Uitleg: Budget
1)Je budget is het geld wat je te besteden hebt.
2)Als je wil weten wat maandelijks je inkomsten en uitgaven zijn, kan je een overzicht maken. Zo een overzicht noemen we een begroting

Slide 12 - Tekstslide

Slide 13 - Video

Wat is het doel van een begroting?
A
Een begroting zorgt ervoor dat je genoeg geld uitgeeft.
B
Een begroting dient als bewijs voor de belastingdienst
C
Een begroting geeft je inzicht in je toekomstige inkomsten en uitgaven.
D
Een begroting is een goede oefening in hoofdrekenen.

Slide 14 - Quizvraag

Welk bedrag moet je per maand reserveren als je over 1,5 jaar een nieuwe fiets wil kopen van 800 euro?
A
Eur. 50,00
B
Eur. 44,44
C
Eur. 45,00
D
Eur. 40,25

Slide 15 - Quizvraag

Rekenen:
Van week naar maand

1 jaar bestaat uit:
  • 52 weken
  • 12 maanden

Formule:
Bedrag per week x 52 : 12
= bedrag per maand
Rekenen:
Van maand naar week

1 jaar bestaat uit:
  • 52 weken
  • 12 maanden

Formule:
Bedrag per maand x 12 :52
= bedrag per week

Slide 16 - Tekstslide

Bereken:
JE verdient 24 euro per week. Hoeveel is dat per maand? (alleen getal)

Slide 17 - Open vraag

Bereken:
JE verdient 26 euro per maand. Hoeveel is dat per week? (alleen getal)

Slide 18 - Open vraag

Vragen voor eind van de les
* Noem drie soorten inkomsten
* Noem drie soorten uitgaven
* Welke formule gebruik je voor het omrekenen van week naar maand?

Slide 19 - Tekstslide

Aan het werk
Boek: 
PleinM Hoofdstuk 1.4 Eerst alle blauwe vakken lezen
Maken:
1.4 Uitkomen met je geld - opdrachten 1 t/m 11
Klaar:
Keuzeopdracht maken en eventueel inleveren
Herhaling maken van 1.4

Slide 20 - Tekstslide