* Je weet welke drie soorten inkomen er zijn.
* Je kunt de uitgaven indelen in vaste lasten, dagelijkse uitgaven en overige uitgaven.
* Je kunt een begroting maken van je inkomsten en uitgaven en je weet waarvoor je geld moet reserveren.
* Je kunt een bedrag per week omrekenen naar een bedrag per maand en omgekeerd.