Spelling - Korte en lange klanken + i of ie

1 / 25
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 1

In deze les zitten 25 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Doelen
  • Je weet wanneer je een enkele of dubbele klinker moet schrijven.
  • Je weet wanneer je een enkele of dubbele medeklinker moet schrijven.
  • Je kunt woorden met een korte/lange klank goed schrijven.
  • Je kunt woorden met een i of ie goed schrijven. 

Slide 2 - Tekstslide

Korte klank
Woorden met een korte klank, houden die korte klank als je ze langer maakt. --> zelfde medeklinker toevoegen

rem -->     e= korte klank, dus remmen

zit -->         i= korte klank, dus zitten

bus -->      u= korte klank, dus bussen

Slide 3 - Tekstslide

Lange klank
Woorden met een lange klank, houden die lange klank als je ze langer maakt. --> klinker weghalen.

school -->       o= lange klank, dus scholen

raam -->           a= lange klank, dus ramen 

muur -->           u= lange klank, dus muren

Slide 4 - Tekstslide

lesuuren / lesuren
A
lesuuren
B
lesuren

Slide 5 - Quizvraag

appelbomen / appelboomen
A
appelbomen
B
appelboomen

Slide 6 - Quizvraag

kipen / kippen
A
kipen
B
kippen

Slide 7 - Quizvraag

straaten/ straten
A
straaten
B
straten

Slide 8 - Quizvraag

paardenst...en
A
al
B
all

Slide 9 - Quizvraag

melkfl...en
A
es
B
ess

Slide 10 - Quizvraag

knuffelb...ten
A
ees
B
es

Slide 11 - Quizvraag

lantarenp...en
A
al
B
aal

Slide 12 - Quizvraag

Wat is de juiste spelling?
A
lineaal
B
liniaal
C
lieniaal
D
linieaal

Slide 13 - Quizvraag

Wat is de juiste spelling?
A
lineaal
B
liniaal
C
lieniaal
D
linieaal

Slide 14 - Quizvraag

Wat is de juiste spelling?
A
polietie
B
politi
C
polieti
D
politie

Slide 15 - Quizvraag

Wat is de juiste spelling?
A
Eskiemo
B
Eskimoo
C
Eskimo
D
Eskiemoo

Slide 16 - Quizvraag

Wat is de juiste spelling?
A
activiteit
B
activieteit
C
actieviteit
D
actievieteit

Slide 17 - Quizvraag

Wat is de juiste spelling?
A
miniemaal
B
minimaal
C
mienimaal
D
mieniemaal

Slide 18 - Quizvraag

Wat is de juiste spelling
A
plesier
B
pleizier
C
plezier
D
plezir

Slide 19 - Quizvraag

Wat is de juiste spelling?
A
weerspigeling
B
weerspigelling
C
weerspiegelling
D
weerspiegeling

Slide 20 - Quizvraag

Wat is de juiste spelling?
A
doonatie
B
donatie
C
donati
D
donaatie

Slide 21 - Quizvraag

Wat is de juiste spelling?
A
vakantie
B
vakanti
C
vakaantie
D
vaakantie

Slide 22 - Quizvraag

Slide 23 - Link

Slide 24 - Link

Inleveren toets
Lever de toets in en zeg tegen de docent dat je klaar bent met de toets.
Dan kijken we hem samen even na.

Slide 25 - Tekstslide