Woorden 2.5 - 1e
1 / 15
Onderdelen in deze les
Slide 1 - Tekstslide
De betekenis van:
het aanbod
het aanbod
A
alle producten die bijvoorbeeld een winkel aanbied
B
heel plotseling
Slide 2 - Quizvraag
De betekenis van:
nuttigen
nuttigen
A
eten of drinken
B
afzonderen
Slide 3 - Quizvraag
De betekenis van:
de herkomst
de herkomst
A
opnieuw komen
B
waar iets of iemand vandaan komt
Slide 4 - Quizvraag
De betekenis van:
in een mum van tijd
in een mum van tijd
A
hectisch
B
heel snel
Slide 5 - Quizvraag
De betekenis van:
besmettelijk
besmettelijk
A
een virus
B
gemakkelijk van de een op de ander over gaan
Slide 6 - Quizvraag
De betekenis van:
isoleren
isoleren
A
in de buurt gelegen
B
afzonderen
Slide 7 - Quizvraag
De betekenis van:
verantwoord
verantwoord
A
beschikbaar zijn
B
zonder risico's, duurzaam
Slide 8 - Quizvraag
De betekenis van:
veroorzaken
veroorzaken
A
gevolg
B
teweegbrengen
Slide 9 - Quizvraag
De betekenis van:
gevarieerd
gevarieerd
A
afwisselend
B
plotseling
Slide 10 - Quizvraag
Welke twee woorden zijn een voorbeeld van een synoniem?
A
groot - hoog
B
groot - klein
Slide 11 - Quizvraag
Welke twee woorden zijn een voorbeeld van een synoniem?
A
bureau - tafel
B
bureau - stoel
Slide 12 - Quizvraag
Welke twee woorden zijn een voorbeeld van een synoniem?
A
fiets - rijwiel
B
fiets - auto
Slide 13 - Quizvraag
Welke twee woorden zijn een voorbeeld van een synoniem?
A
aantrekkelijk - verleidelijk
B
aantrekkelijk - grappig
Slide 14 - Quizvraag
Welke twee woorden zijn een voorbeeld van een synoniem?
A
isoleren - aantrekken
B
isoleren - afzonderen
