Woorden 2.5 mh1

timer
10:00
1 / 44
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolmavoLeerjaar 1

In deze les zitten 44 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

timer
10:00

Slide 1 - Tekstslide

Pak pen en papier en schrijf op..

Slide 2 - Tekstslide

Bedenk een ander woord voor verdrietig
De kleuter is heel verdrietig. 

De kleuter is heel  ..............

Slide 3 - Tekstslide

Slide 4 - Tekstslide

2.5 Woorden
Aan de slag met een nieuw hoofdstuk 2.5 Woorden

Lesdoel:
Je leert ongeveer 25 woorden
Je leert wat synoniemen zijn.




Slide 5 - Tekstslide

Synoniemen
Synoniemen zijn woorden met dezelfde betekenis.

Bijvoorbeeld de woorden bladzijde en pagina

Sommige woorden hebben meer dan één synoniem
Voorbeeld: goed, juist, correct.

Slide 6 - Tekstslide

Wat is een synoniem voor lopen?

Slide 7 - Open vraag

Wat is een synoniem voor eten?

Slide 8 - Open vraag

3. Klassikaal aan de slag met Talent 2.5 
Ga naar Talent 2.5 Woorden, blz 99

Doornemen van de woordenlijst. 
Opdracht: 
Lees alle woorden en de betekenissen goed door. Zet een kruisje bij elke woord waarvan je de betekenis nog niet goed of een beetje kent.
Hoe: alleen en in stilte
Tijd: 4minuten





timer
4:00

Slide 9 - Tekstslide

3. Klassikaal aan de slag met Talent 2.5 
Ga naar Talent 2.5 Woorden, blz 101
Klassikaal: opdracht 5

Zelfstandig:
Wat: opdracht 6
Hoe: zelfstandig/zachtjes overleggen mag
Tijd: 4 minuten

Nabespreken



timer
4:00

Slide 10 - Tekstslide

Loggin op lesson-Up
Synoniemen

Slide 11 - Tekstslide

Synoniem voor:
meteen
A
later
B
morgen
C
direct
D
volgend jaar

Slide 12 - Quizvraag

Synoniem voor:
verwijderen
A
laten zitten
B
doorlopen
C
weghalen
D
breder maken

Slide 13 - Quizvraag

Synoniem voor:
mengen
A
weggooien
B
knoeien
C
regelen
D
mixen

Slide 14 - Quizvraag

Synoniem voor:
detail
A
groot onderdeel
B
gedeelte
C
klein onderdeel
D
precies werk

Slide 15 - Quizvraag

Wat is een synoniem van ontvreemden?
A
stelen
B
onbekenden
C
dieven
D
ontdekken

Slide 16 - Quizvraag

Wat is een synoniem van berouw?
A
durf
B
beraad
C
spijt
D
brouwen

Slide 17 - Quizvraag

Wat is een synoniem van hype?
A
Quiz
B
vraag
C
modeverschijnsel
D
hypnose

Slide 18 - Quizvraag

Wat is een synoniem van realiteit?
A
oplettend
B
waarheid
C
modeverschijnsel
D
werkelijkheid

Slide 19 - Quizvraag

Wat is een synoniem van alert?
A
attent
B
aardig
C
oplettend
D
werkelijkheid

Slide 20 - Quizvraag

Wat is een synoniem van lokaal?
A
plaatselijk
B
regionaal
C
landelijk
D
provinciaal

Slide 21 - Quizvraag

timer
10:00

Slide 22 - Tekstslide

Pak je pen en schrift en schrijf op..


Schrijf zoveel mogelijk synoniemen op van het volgende woord:

Slide 23 - Tekstslide

Bedenk zoveel mogelijk synoniemen van het woord: kijken
De vogel kijkt  naar de kat


De vogel ...... naar de kat.

Slide 24 - Tekstslide

Slide 25 - Tekstslide

Programma
2.5 Woorden:
  • Uitleg theorie
  • Opdrachten Talent maken
  • Betekenisvolle zinnen maken met het werkblad 
  • Oefenen met de betekenis van de woorden


Slide 26 - Tekstslide

Moeilijke woordenwijzer
(herhaling)
Context = zinnen in de buurt van het woord:
• een omschrijving;
• een synoniem;
• een voorbeeld;
• een woord met de tegengestelde betekenis;
• een zin die je op een idee brengt.


Slide 27 - Tekstslide

3. Klassikaal aan de slag met Talent 2.5 
Ga naar Talent 2.5 Woorden

Tekst 3, blz 103
Klassikaal opdracht 9b/9c






Slide 28 - Tekstslide

3. Klassikaal aan de slag met Talent 2.5 
Uitleg opdracht 10

Zelfstandig maken opdracht 10A+10B
Hoe: zelfstandig, fluistertoon
Tijd: 5 minuten
Klaar?: leer de betekenis van de woorden uit de woordenlijst (blz 99-100)

Nabespreken





timer
5:00

Slide 29 - Tekstslide

timer
10:00

Slide 30 - Tekstslide

Pak je pen en schrift 

Hoe: denken, niet praten
Wat: Maak 2 betekenisvolle zinnen met:
in een mum van tijd 
de remedie
Tijd: 3 minuut

Spieken op blz 99 van je werkboek mag

timer
3:00

Slide 31 - Tekstslide

Wat is ook alweer een betekenisvolle zin?

Een betekenisvolle zin maak je meestal met een samengestelde zin=
Twee zinnen gescheiden door een komma. Eerste zin het woord, in de tweede zin de uitleg van de betekenis. Je mag het woord vervoegen!

besmettelijk gaat makkelijk over van de een op de ander 
Betekenisvolle zin:
Corona is een besmettelijk virus, het gaat snel over van de een op de ander. 




  




Slide 32 - Tekstslide

Betekenisvolle zinnen maken met werkblad 2.5 Woorden 
Wat?: Bedenk betekenisvolle zinnen met de woorden uit de woordenlijst. Dit doe je op het uitgedeelde werkblad.
Hoe?: Zelfstandig en in stilte (5 min) daarna zelfstandig/zachtjes overleggen (10 min)
Tijd?: 15 minuten

Begin bovenaan. Probeer minimaal 12 zinnen te maken. 

Dit is ook je huiswerk voor de maandag na de kerstvakantie

timer
15:00

Slide 33 - Tekstslide

B1C: Betekenisvolle zinnen maken 2.5 Woorden 
Wat?: Ga verder met het maken van betekenisvolle zinnen met de woorden uit de woordenlijst. Dit doe je met het opgeslagen werkblad op je onedrive.

Hoe?: zelfstandig/zachtjes overleggen (15 min)
Tijd?: 15 minuten

Probeer van alle woorden een zin te schrijven. Dit is ook je huiswerk voor de maandag na de kerstvakantie

timer
15:00

Slide 34 - Tekstslide

Woordenlijst
Nabespreken: 

Geef een zin met het volgende woord:...

Slide 35 - Tekstslide

Log in op LessonUp
synoniemen oefenen

Slide 36 - Tekstslide

Ga naar Blooket

Slide 37 - Tekstslide

Huiswerk
1. Leren de bovenste helft van de woordjes uit de woordenlijst 2.5  (woord en betekenis en andersom)
2. Maak betekenisvolle zinnen van de bovenste helft van de woorden uit de woordenlijst 2.5 met het werkblad.






Slide 38 - Tekstslide

Vervolg: zinnen maken met woordenlijst
1. Open het bestandje woordenlijst. Dit bestand staat in je mapje Nederlands op de OneDrive/Leerjaar 1.

2. Ga verder met het maken van zinnen waarin je het woorden uit de woordenlijst gebruikt.  Ga door tot het einde van de lijst. 

3. Klaar?: check of je zinnen netjes zijn: spelling en mooie, kloppende zinnen.

4. Vervolgopdracht voor de snelle werkers: 
Herschrijf minimaal vijf gemaakte zinnen tot betekenisvolle zinnen. 

timer
10:00

Slide 39 - Tekstslide

Toets 2.5 Woorden
Wat krijg je?
  • Betekenis  weten van de onderstreepte woorden
  • Betekenisvolle zinnen maken met een woord uit de woordenlijst
  • Synoniem vinden van het onderstreepte woorden (synoniem uit de tekst halen)

Wat leer je:
  • Betekenis van alle woorden uit de woordenlijst 2.5 (woord/betekenis en andersom). 
  • Theorie synoniemen leren
  • Je document met betekenisvolle zinnen goed doornemen.

Slide 40 - Tekstslide

Woordkaartjes maken


2.5 Woordenlijst
25 woorden en de betekenis

Slide 41 - Tekstslide

Woordkaartjes oefenen
1. Maak eerst je woordkaartjes af, als je nog niet klaar was.
2. Woordkaartjes oefenen. Keuze: in duo's of alleen 
Alleen. Hoe? (10 minuten):
1. Leg steeds een kaartje op tafel. Weet jij welk woord bij de betekenis hoort of welke betekenis bij het woord? 
2. De kaartjes met woorden die je goed had, leg je weg. Met de andere kaartjes oefen je verder.
In duo's? (2x 5 minuten)
1. Overhoor elkaar. De een pakt een kaartje en vraagt naar de betekenis. De ander geeft antwoord. Oefen ook andersom. Na 5 minuten draai je de rollen om. 
2. Noteer voor jezelf minimaal drie woorden die je nog lastig vindt.



timer
10:00

Slide 42 - Tekstslide

Wat is een synoniem?
A
Een ander woord met een andere betekenis
B
Een ander woord met dezelfde betekenis
C
Hetzelfde woord met een andere betekenis
D
Hetzelfde woord in een andere taal

Slide 43 - Quizvraag

Slide 44 - Tekstslide