Les 7A - Abolitionisme en oefentoets

§4.5 De afschaffing van de slavernij
Abolitionisme
1 / 30
volgende
Slide 1: Tekstslide
GeschiedenisMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 2

In deze les zitten 30 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

§4.5 De afschaffing van de slavernij
Abolitionisme

Slide 1 - Tekstslide

  • Huiswerkcontrole
  • Korte uitleg
  • Begin oefentoets H4
  • Je kunt uitleggen waardoor en hoe slavernij werd afgeschaft door Groot-Brittannië. Frankrijk, Nederland en de VS.
  • Je kunt Verlichtingsideeën herkennen in abolitionisme

Slide 2 - Tekstslide

Wat is abolitionisme?
A
Het idee dat je beter bent dan iemand anders
B
Beweging voor de afschaffing van slavenhandel en slavernij
C
Beweging tegen de afschaffing van slavenhandel en slavernij
D
Het idee dat er mensenrassen zijn waarvan het ene beter is dan de andere

Slide 3 - Quizvraag

Montesquieu is verantwoordelijk voor een verlichtingsidee. Welk?
A
Liberalisme
B
Afschaffen slavernij
C
Trias politica
D
Franse revolutie

Slide 4 - Quizvraag

De invloed van de Verlichting was een oorzaak voor...
A
Democratische Revoluties
B
De Franse Revolutie
C
Afschaffing slavernij
D
Abolitionisme

Slide 5 - Quizvraag

Welk land schafte als eerste slavernij af?
A
Engeland
B
Frankrijk
C
Verenigde Staten
D
Haïti

Slide 6 - Quizvraag

Welk land schafte als eerste slavenhandel af?
A
Engeland
B
Frankrijk
C
Verenigde Staten
D
Haïti

Slide 7 - Quizvraag

1787
1791
1807
1804
1815
1848
1814
1853
1863
1865
Wanneer werd slavenhandel afgeschaft?
Wie of welke gebeurtenis zorgde voor de afschaffing van de slavenhandel?
Wanneer werd slavernij afgeschaft?
Welk argumenten waren er voor én tegen het afschaffen van de slavernij?
Engeland
1807
Frankrijk
Nederland
Verenigde Staten
timer
5:00

Slide 8 - Tekstslide

Wanneer werd slavenhandel afgeschaft?
Wie of welke gebeurtenis zorgde voor de afschaffing van de slavenhandel?
Wanneer werd slavernij afgeschaft?
Welk argumenten waren er voor én tegen het afschaffen van de slavernij?
Engeland
1807
Door acties van abolitionisten nam het Britse parlement een wet aan
1833
Door slavenopstanden schafte het parlement de slavernij af
Frankrijk
1815
Door Britse druk
1794 - door revolutionaire regering
1802 herinvoering Napoleon
1804 Haïti onafhankelijk
1848 opnieuw
Fransen konden slavenopstanden niet onderdrukken

Slide 9 - Tekstslide

Wanneer werd slaven-handel afgeschaft?
Wie of welke gebeurtenis zorgde voor de afschaffing van de slavenhandel?
Wanneer werd slavernij afgeschaft?
Welk argumenten waren er voor én tegen het afschaffen van de slavernij?
Nederland
1814
Door Britse druk
1863, maar slaafgemaakten moesten 10 jaar onbetaald doorwerken (1873)
Afschaffing zou niet in het belang van de economie zijn

Verenigde Staten
1794 Noorden 1807 Hele VS
Thomas Jefferson's verlichte ideeën 
1865 in de gehele VS door Abraham Lincoln na de Burgeroorlog van 1861-1865
Zuidelijke staten economie draaide op tabaks-, suiker- en katoen-plantages waarop slaafgemaakten werkten

Slide 10 - Tekstslide

Slavenopstanden
Haïti (1791—1804)
  • Geïnspireerd door Franse Revolutie 
  • Haïti werd het eerste land dat slavernij afschaft en wordt een onafhankelijke republiek
Curaçao - Tula slavenopstand 1795
  • ontevreden over slechte leef- en werkomstandigheden
  • Geïnspireerd door Haïtiaanse opstand

Slide 11 - Tekstslide

Slide 12 - Video

Nederland schafte 1 juli 1863 slavernij af in Suriname
  • De slavenhouders kregen voor iedere vormalig slaafgemaakte een schadevergoeding van 300 gulden (€3500)
  • De vrijgemaakte mensen moesten verplicht 10 jaar doorwerken op de plantage, vaak in nog slechtere omstandigheden
Keti Koti
Keti Koti - gebroken ketenen
jaarlijks gevierd op 1 juli

Slide 13 - Tekstslide

Slide 14 - Tekstslide

Waarom was Nederland een van de laatste landen dat slavernij afschafte?

Slide 15 - Open vraag

Oefentoets H4
Waarom?
  • Je oefent met bron/inzichtsvragen. 
  • Je herhaalt de stof en gaat het hierdoor beter onthouden. 
  • Maak van de toets een samenvatting, noteer de antwoorden op vragen die je lastig vond! 

Wat? 
Je gaat de belangrijkste thema’s van Hoofdstuk 4 verwerken/herhalen.

Slide 16 - Tekstslide

Vraag 1
1a. Leg uit welk begrip past bij de bron.
1b. Welk kenmerk van de Verlichting
herken je in de bron? 

Doe dit zo:
Kenmerk … want op de bron lees/zie ik … 
Bron 1

Slide 17 - Tekstslide

Vraag 2
2. Welk kenmerk van de Verlichting past bij de gebeurtenis op de bron? 

Doe dit zo:
Kenmerk … want op de bron 
lees/zie ik … 
Bron 2: afbeelding van de Afrikaanse slavenhandel. 

Slide 18 - Tekstslide

Vraag 3
3. Welk kenmerk van de Verlichting herken je in de bron? 

Doe dit zo:
Kenmerk … want op de bron 
lees/zie ik … 

Bron 3: ‘Founding Fathers’ dragen onafhankelijkheidsverklaring over aan Britse gouverneurs, 1776. Hiermee werd Noord-Amerika onafhankelijk van Engeland. 

Slide 19 - Tekstslide

Vraag 4: Leg uit aan de hand van de twee bronelementen welke kenmerken van de verlichting je kunt herkennen in de onderstaande bron. 

 Doe dit zo: kenmerk van de verlichting … want in de bron lees ik … 

Nederlandse vertaling van de Amerikaanse Onafhankelijkheidsverklaring:
Unanieme verklaring van de dertien Verenigde Staten van Amerika

[...] Wij beschouwen deze waarheden als vanzelfsprekend: dat alle mensen als gelijken worden geschapen, dat zij door hun schepper met zekere onvervreemdbare rechten zijn begiftigd, dat zich daaronder bevinden het leven, de vrijheid en het nastreven van geluk.

      Dat, teneinde deze rechten te garanderen, regeringen onder de mensen worden ingesteld, die hun rechtmatige bevoegdheden ontlenen aan de instemming der geregeerden; dat, telkens wanneer enige regeringsvorm met deze doeleinden in strijd komt, het volk het recht heeft hem te veranderen of teniet te doen en een nieuwe regering in te stellen, haar grondslag vestigend op beginselen en haar bevoegdheden organiserend in een vorm die hun het meest geschikt lijken om hun veiligheid en hun geluk te bewerkstelligen. [...]



Slide 20 - Tekstslide

Vraag 5
5a. Geef een omschrijving van the Bill of rights.

5b. Geef voor 2 van de striptekeningen aan bij welk kenmerk van de Verlichting deze past. 

Doe dit zo: nummer .. past
bij de verlichting want .. 

Slide 21 - Tekstslide

Vraag 6
Zet in de juiste chronologische volgorde. Noteer alleen de letters. 

A. Napoleon pleegt staatsgreep
B. Engeland koloniseert Noord-Amerika 
C. Patriotten worden verjaagd door leger van Pruisen 
D. Founding Fathers schrijven onafhankelijkheidsverklaring
E. Woedende Parijzenaren bestormen de Bastille 



Slide 22 - Tekstslide

Vraag 7
Oorzaak
Gevolg
A. Napoleon grijpt de macht 
1. Willem V vlucht naar Engeland 
B. Amerikanen beginnen oorlog tegen de Engelsen 
2. Verspreiding van kennis via boeken zoals de encyclopedie. 
C. Opkomst verlichte denkers zoals Diderot. 
3. Einde Franse Republiek 

D. Franse troepen helpen patriotten de macht in Nederland te pakken. 
4. Engeland erkent onafhankelijkheid van de Verenigde Staten. 
Combineer oorzaken en gevolgen. Noteer letters en cijfers.   

Slide 23 - Tekstslide

Vraag 8
Koppel de uitspraken aan het juiste kenmerk van de verlichting. 

Uitspraak 1: Een vorst dient te zorgen voor zijn onderdanen 
Uitspraak 2: Ieder mens is gelijkwaardig 
Uitspraak 3: Geen mens heeft het recht een ander tot slaaf te maken
Uitspraak 4: Om onwetendheid te bestrijden dient kennis geordend te 
                worden en openbaar te zijn voor het publiek. 
Uitspraak 5: God heeft de wereld geschapen, maar bemoeit zich er verder niet 
          mee. 

Slide 24 - Tekstslide

Vraag 9
Een revolutie is een ingrijpende (snelle) verandering. Noteer voor de onderstaande veranderingen bij welke revolutie deze past. 

  1. Bestuursvorm verandert van monarchie naar republiek.
2. Land verkrijgt onafhankelijkheid 
3. Voormalig bestuurder vlucht naar het buitenland
4. Voormalig bestuurder terechtgesteld en geëxecuteerd. 
5. Bestuur is decentraal georganiseerd, de macht ligt bij lokale staten 

Slide 25 - Tekstslide

Vraag 10
10a. Wat is een republiek?
10b. Leg deze uitspraak uit: 'Nederland was in de 18e eeuw een republiek, maar het had veel kenmerken van een monarchie.'

Slide 26 - Tekstslide

Vraag 11
Geef voor de onderstaande figuren aan wat hun rol was tijdens de Franse Revolutie. 
Doe dit zo: '(naam persoon)' was belangrijk voor de revolutie want … 

Lodewijk XVI 
Napoleon
Robespierre

Slide 27 - Tekstslide

Vraag 12
12a. Welke twee landen veranderden sinds de revolutie van een monarchie in een republiek? 

12b. Leg uit welk land maar tijdelijk een republiek bleef. 

Slide 28 - Tekstslide

Vraag 13
Koppel de bronnen aan de juiste revolutie: noteer bron cijfer en revolutie 

Slide 29 - Tekstslide

Einde oefentoets!
Controleer je antwoorden voordat je begint met nakijken.

Slide 30 - Tekstslide