Lowan thema 1 De school werkwoorden

• NT2
• Speciaal Onderwijs
• Leerroute 1

Fijn dat je er bent!

Doel van deze les

- Aan het eind van de les weet je de betekenis van 16 werkwoorden.

- Je kan de woorden zeggen en schrijven.

Pak je schrift en je pen.

lezen

Ik lees

jij/hij/zij leest

wij/jullie/zij lezen

schrijven

Ik schrijf

jij/hij/zij schrijft

wij/jullie/zij schrijven

zijn

ik ben

jij bent

hij/zij is

wij/jullie/zij  zijn

liggen

ik lig

jij/hij/zij ligt

wij/jullie/zij liggen

doen

doing      robyty

yapmak

  عمل 

praveĭki

haciendo

samaynaya

Doen

Ik doe

jij/hij/zij doet

wij/jullie/zij doen

zeggen

Ik zeg

jij/hij/zij zegt

wij/jullie/zij zeggen

hebben

أن يكون لديه

to have         da imash

maty

tener

inuu yeesho

sahip olmak

Hebben

Ik heb

jij hebt

hij/zij heeft

wij/jullie/zij hebben

tekenen

ik teken

jij/hij/zij tekent

wij/jullie/zij tekenen

komen

leren

komen

ik kom

jij komt

hij komt

zij komt

wij komen

jullie komen

zij komen

leren

ik leer

jij leert

hij leert

zij leert

wij leren

jullie leren

zij leren

poetsen

Ik poets de tanden.

pakken

Zij pakt de tas.

poetsen

ik poets

jij poetst

hij/zij poetst

wij poetsen

jullie poetsen

zij poetsen

pakken

ik pak

jij pakt

hij/zij pakt

wij/jullie/zij pakken

praten

wijzen

praten

ik praat

jij praat

hij/zij praat

wij praten

jullie praten

zij praten

wijzen

ik wijs

jij wijst

hij /zij praat

 

wij/jullie /zij wijzen

 

kijken

zitten

kijken

ik kijk

jij kijkt

hij/zij kijkt

wij/jullie/zij kijken

zitten

ik zit

jij zit

hij ?

zij ?

wij/jullie/zij zitten

horen

staan

horen

ik hoor

jij hoort

hij/zij hoort

wij/jullie/zij horen

staan

ik sta

jij staat

hij/zij staat

wij staan

jullie staan

zij staan

heten

tellen

heten

ik heet

jij heet

hij ?

zij ?

wij ?

jullie heten

zij heten

tellen

ik ?

jij telt

hij ?

zij telt

wij ?

jullie tellen

zij tellen

lopen

gaan

lopen

ik loop

jij ?

hij loopt

zij ?

wij lopen

jullie ?

zij ?

gaan

ik ga

jij gaat

hij ?

zij ?

wij gaan

jullie ?

zij ?

luisteren

maken

luisteren

ik luister

jij luistert

hij ?

zij ?

wij ?

jullie luisteren

zij ?

maken

ik maak

jij maakt

hij ?

zij ?

wij maken

jullie ?

zij maken

Kies de goede woorden.

Sleep ze naar het goede vak.

ik

hij

tel

heb

telt

heeft

wij

hij

gaan

heten

heet

gaat

ik

jij

maakt 

luistert

maak 

luister

jij

jullie

zijn

lopen

bent

loopt

Kies A of B!

ik

1. heb
2. heeft

ik

1. luistert
2. luister

ik

1. maken
2. maak

ik

1. ben
2. zijn

jij

1. telt
2. tel

jij

1. zijn
2. bent

jij

1. maakt
2. maak

wij

1. zijn
2. is

wij

1. heeft
2. hebben

jullie

1. gaat
2. gaan

jullie

1. lopen
2. loop

Maak de opdracht

Klaar?

Pak je laptop.

boomnt2

Doel van deze les voor groep 2

- Je kan met de woorden van Blok 1 een zin maken.

1.1     Galgje

Maak een zin met......

de supermarkt  -  schrijven - afwachten  -  graag   - het briefje  het bord - de vriendin  - zoeken -  sneller   -  het idee

                                                           (galgje)