G2MH - Hoofdstuk 5

Welkom bij Nederlands
Op tafel heb je liggen:
  •  Lesboek;
  •  Moduleboekje 'Fictie en poëzie';
  •  Schrift;
  •  Pen.
1 / 17
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolmavo, havoLeerjaar 2

In deze les zitten 17 slides, met tekstslides.

time-iconLesduur is: 40 min

Onderdelen in deze les

Welkom bij Nederlands
Op tafel heb je liggen:
  •  Lesboek;
  •  Moduleboekje 'Fictie en poëzie';
  •  Schrift;
  •  Pen.

Slide 1 - Tekstslide

Wat gaan we deze les doen?
  • Aan de slag met het moduleboekje 'Fictie en poëzie'. 

Onderwerp: 'Poëzie'

Slide 2 - Tekstslide

                               Doel lessenserie
  • Je leert het verschil te omschrijven tussen fictie en zakelijke teksten;
  • Je leert het verschil te omschrijven tussen fictie en poëzie;
  • Je leert over personages en perspectief in een verhaal;
  • Je leert over tijd en plaats in een verhaal;
  • Je leert over genres en hun kenmerken;
  • Je leert over gedichten en hun kenmerken.
                                          Lesdoel
Je kunt:
  • Je leert het verschil te omschrijven tussen fictie en poëzie;
  • Je leert over gedichten en hun kenmerken.

Slide 3 - Tekstslide

5.1 Kenmerken van gedichten
  • Een gedicht heeft meestal meerdere vormen van onderstaande kenmerken;
  • Zonder te lezen, kun je gedichten al herkennen aan:

  1. De meestal korte regels;
  2. De verdeling in strofes en verzen;
  3. De afwijkende bladspiegel van het gedicht (verdeling van tekst op papier);
  4. Veel ‘wit’ op de bladzijde.



Slide 4 - Tekstslide

Als je een gedicht leest, zie je nog meer kenmerken van gedichten:
  • Een dichter gebruikt meestal weinig woorden om het verhaal te vertellen;
  • In een gedicht komt bijna altijd rijm voor;
  • Een dichter kan hoofdletters op een andere plek zetten;
  • Een dichter kan leestekens op een andere plek zetten;
  • In een gedicht worden gewone dingen op een bijzondere manier verteld;
  • Een gedicht gaat vaak over gedachten en gevoelens;

Een dichter legt niets uit - je moet er allemaal zelf achter komen!



Slide 5 - Tekstslide

                  Personificatie

Dieren, levensloze dingen of abstracte begrippen worden voorgesteld als menselijke wezens


De winter strooit zijn eerste vlokken uit.


De bomen wiegen in de wind, het koren danst.

Het schilderij leert ons iets over de klederdracht in de 17e eeuw.

De studie toont aan dat jongeren gemiddeld minder slapen dan vroeger.

Slide 6 - Tekstslide

Opdracht
Maak opdracht 1 uit je moduleboekje.

Blz. 21

Slide 7 - Tekstslide

5.2 Verdeling van de tekst
  • Woorden zijn heel belangrijk;
  • Een gedicht is vaak kort;
  • Woorden zorgvuldig kiezen en plaatsen;
  • Verdeelt in strofen (alinea);
  • Afwijkende strofe kan de aandacht in een gedicht trekken (belangrijke woorden laten opvallen);
  •  Woorden en zinnen worden verdeeld op een manier die past bij het gedicht (kriskras, zin in meerdere regels;
  • De dichter bepaalt hoe jij het gedicht leest.

Slide 8 - Tekstslide

Opdracht
Maak opdracht 2 uit je moduleboekje.

 

Blz. 23

Slide 9 - Tekstslide

5.3 Rijmvormen
  • Gedichten rijmen vaak, maar niet altijd;
  • Veel verschillende soorten rijm, zoals:
  1. Volrijm;
  2. Beginrijm;
  3. Herhaling;
  4. Klinkerrijm.

Slide 10 - Tekstslide

                               Volrijm
  • Klankovereenkomst van klinkers en medeklinkers;
  • Makkelijk zinnetjes onthouden;
  • Meestal aan het einde van de zin.

Rijm binnen een zin (rijmwoorden staan verspreid) --> binnenrijm
De vrouw met de blauwe mouw.





Een kat met een zachte vacht
zat voor huisnummer acht
trouw op wacht

Slide 11 - Tekstslide

                         Beginrijm
  • Ook wel 'alliteratie' genoemd;
  • Woorden die vlakbij elkaar staan, beginnen met dezelfde letter of letters;
  • Woorden vallen op.

Beginrijm in een hele zin:
'Liesje leerde Lotje lopen langs de lange Lindelaan.'




Een dichter is een taalatleet
die alle woorden die hij weet....

Slide 12 - Tekstslide

                     Herhaling
  • Woorden of hele zinnen herhalen;
  • Met opzet;
  • Woorden laten opvallen.

In 't kleine dorpje Bladerstil,
daar kiest met wat men worden wil 

In 't kleine dorpje Bladerstil,
daar hoort men af en toe gegil

In 't kleine dorpje Bladerstil,
word je een reus, een kikkerbil 



Slide 13 - Tekstslide

                     Klinkerrijm
  • De klinkers van een woord rijmen;
  • Gaat om de klank;
  • De a in amen en de aa in maan rijmen op elkaar, al schrijf je de woorden niet hetzelfde.



Ben je een meisje
met lange haren
dan moet je 
voor een kam
gaan sparen

Slide 14 - Tekstslide

5.4 Haiku's
  • Japanse dichtkunst;
  • Bestaat uit 3 regels.
  1.  Eerste regel --> 5 lettergrepen;
  2. Tweede regel --> zeven lettergrepen;
  3. Derde regel --> vijf lettergrepen. 

  • Het gedicht hoeft niet te rijmen!

Slide 15 - Tekstslide

Opdracht
Schrijf zelf een haiku. Kijk goed naar de regels die je moet toepassen. 


Slide 16 - Tekstslide

Regels 'Haiku' schrijven
  • 5/7/5-regel;
  • Niet rijmend gedicht;
  • Iets van de natuur of zintuigen erin verwerken;
  • Zorg voor een verrassingselement.
Tips:
  • Geen vast onderwerp;
  • Schrijf je eerste gedachte op papier, leg hem weg en ga deze dan aanpassen;
  • Laat je haiku controleren door een andere leerling.

Slide 17 - Tekstslide