Wisk X 1.4 de getallenlijn

Vandaag
Tempo toets 
Eerst hoofdstuk 1 uitleg 
Daarna hoofdstuk 2 uitleg 
1 / 33
volgende
Slide 1: Tekstslide
NT2Secundair onderwijs

In deze les zitten 33 slides, met interactieve quiz en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Vandaag
Tempo toets 
Eerst hoofdstuk 1 uitleg 
Daarna hoofdstuk 2 uitleg 

Slide 1 - Tekstslide

Slide 2 - Tekstslide

Slide 3 - Tekstslide

1.4 de getallenlijn
Een getallenlijn is .....

Een lijn met getallen op volgorde van klein naar groot.


Slide 4 - Tekstslide

Sleep het getal naar de juiste plek op de getallenlijn.
795
760
800
775
790
770
785

Slide 5 - Sleepvraag

MAAK oefening 3 en 4.

Slide 6 - Tekstslide

Slide 7 - Tekstslide

NIEUWE WOORDEN

Slide 8 - Tekstslide

breuken

Slide 9 - Tekstslide

een kwart = 1/4 = 0,25

Slide 10 - Tekstslide

een halve = 1/2 = 0,5

Slide 11 - Tekstslide

drie kwart = 3/4 = 0,75

Slide 12 - Tekstslide

een heel = 1

Slide 13 - Tekstslide

vooraan

Slide 14 - Tekstslide

midden

Slide 15 - Tekstslide

achteraan

Slide 16 - Tekstslide

het grootst

Slide 17 - Tekstslide

het kleinst

Slide 18 - Tekstslide

Slide 19 - Tekstslide

Slide 20 - Tekstslide

DOE-OPDRACHT
GA met jouw klasgenoten van klein naar groot staan.

a) Wie is de kleinste van de klas?
b) Wie is de grootste van de klas?
c) Wie staat er in het midden?
d) Wie staat er vooraan?
e) Wie staat er achteraan?

Slide 21 - Tekstslide

Slide 22 - Tekstslide

Slide 23 - Tekstslide

Slide 24 - Tekstslide

MAAK oefening 10.

Slide 26 - Tekstslide

Slide 27 - Tekstslide

MAAK taak 1.4.

Slide 28 - Tekstslide

les 1.3 getallen tot 100
Tellen tot 100 in het Nederlands
10               tien
20               twintig
30               dertig
80               tachtig
100             honderd
21               eenentwintig        een/en/twintig
22              tweeëntwintig     twee/en/twintig

Slide 30 - Tekstslide

nieuwe woorden
cijfer 
getal
waarde
eenheden
tientallen
honderdtallen
duizendtallen
er zijn 10 cijfers: 1,2, 3, 4, 5, 6, 7, 8, 9, 0. Hiermee maak je alle getallen: 14

Slide 31 - Tekstslide

eenheden, tientallen, honderdtallen
duizendtallen
De plek van het cijfer zegt de waarde van het cijfer.
voorbeeld:
15 de 5 staat op  de plek van de eenheden. De 5 is (5*1=) 5 waard
15 de 1 staat op de plek van het tiental. De 1 is (1*10=) 10 waard.

Slide 32 - Tekstslide

eenheden, tientallen, honderdtallen
duizendtallen
voorbeeld:
1983, de 3 staat op de plek van de eenheden. de 3 is (3*1=) 3 waard.
2038, de 3 staat op de plek van de tientallen. de 3 is (3*10=) 30 waard.
1378, de 3 staat op de plek van de honderdtallen. de 3 is (3*100=) 300 waard.
3985, de 3 staat op de plek van de duizendtallen. de 3 is (3*1000=) 3000 waard.

Slide 33 - Tekstslide