Week 24 - BIO - J1-H - Th 6 bs 5t/m 8

BS 5 De ogen 
1 / 37
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolhavoLeerjaar 1

In deze les zitten 37 slides, met tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

BS 5 De ogen 

Slide 1 - Tekstslide

Slide 2 - Tekstslide

Slide 3 - Tekstslide

Slide 4 - Tekstslide

Slide 5 - Tekstslide

Harde oogvlies ook wel harde oogrok genoemd. Geeft stevigheid.
4
Netvlies. Omzetten van lichtprikkels in impulsen
5
Gele vlek. Plek met veel kegeltjes (kleur zien). Op deze plek probeer je het beeld op het netvlies te krijgen zodat je scherp ziet.
6
Oogzenuw. Stuurt impulsen (elektrische signaaltjes) naar de hersenen.
7
Blinde vlek. Dit is de plek waar de zenuw zit. Op deze plek bevinden zich geen kegeltjes of staafjes.
8
Glasachtig lichaam. Geeft stevigheid
9
Vaatvlies (bloedvaatjes). Voorziet het oog van zuurstof en voedingsstoffen en zorgt voor de afvoer van bijv. afvalstoffen
10
Lensbandje, deze zit vast aan de iris. De lens kan boller en platter worden.
11
Lens. Verkleint en draait het beeld om
12
Hoornvlies, licht doorlatend en beschermend. 

Extra info (niet leren): Het hoornvlies en de lens bevatten geen bloedvaten. Ze krijgt voedingsstoffen uit het 'kamerwater' dat zich direct achter het hoornvlies bevindt.
1
Iris. Regelt de hoeveelheid licht die in het oog valt. Geeft door kleurstoffen het oog kleur. Daardoor zie je de bloedvaatjes niet.
2
Pupil. Door de pupil komt het licht het oog binnen. Als je naar de pupil van een ander kijkt zie je het donkerste binnen van het oog. De grootte van de pupil wordt bepaald door de iris.
De pupil reageert ook op emoties: groter: verbaasd, blij - kleiner: grote schrik. De pupil kan er ook anders uitzien door medicijnen / drugs. 
13
Oogspier zie je niet in de afbeelding. Er zijn er 6. Je kunt daardoor naar boven, beneden, links, rechts en schuin rechts en links kijken.
3
Oogspier zie je niet in de afbeelding. Er zijn er 6.
Je kunt daardoor naar boven, beneden, links, rechts en schuin rechts en links kijken.
3
Leer de functies van de onderdelen

Slide 6 - Tekstslide

Slide 7 - Tekstslide

Bs 6. Het zenuwstelsel

Slide 8 - Tekstslide

Het zenuwstelsel 
Hersenen, ruggenmerg en de zenuwen zijn onderdelen van het zenuwstelsel. 
Het zenuwstelsel bestaat uit zenuwcellen 
Zenuwcel ->

Slide 9 - Tekstslide

Impulsen geleiden via zenuwcellen (geleiden = leiden/brengen/lopen)

Slide 10 - Tekstslide

Slide 11 - Tekstslide

Slide 12 - Tekstslide

Slide 13 - Tekstslide

Slide 14 - Tekstslide

Slide 15 - Tekstslide

Slide 16 - Tekstslide

bs 7 gedrag 

Slide 17 - Tekstslide

Slide 18 - Tekstslide

Slide 19 - Tekstslide

Aangeboren of aangeleerd?
Gedrag kan aangeboren zijn of aangeleerd. 

Aangeboren gedrag is vaak overlevingsgedrag (reflexen).

Slide 20 - Tekstslide

nieuw gedrag
Aangeleerd gedrag: alles en iedereen leert, altijd. gedrag kun je dus ook leren. denk aan een hond die je traint. denk aan leren eten met mes en vork of stokjes.
Aangeboren gedrag: soms is bepaald gedrag er al vanaf de geboorte. dit komt door erfelijke factoren, want niemand heeft het ze aangeleerd. eten als je honer hebt bijvoorbeeld heeft niemand je geleerd, dat kon je al.

Slide 21 - Tekstslide

BEINVLOEDING van gedrag

gedrag kan worden beinvloed door:

  • alcohol 
  • drugs
  • medicijnen

Slide 22 - Tekstslide

Alcohol zorgt voor een verdovende werking




Remmingen vallen weg

Vermindert je geheugen en concentratie

Zelfkritiek verdwijnt


Slide 23 - Tekstslide

Bs 8 Het hormoonstelsel

Slide 24 - Tekstslide

Wat zijn hormonen?
Hormoon: stof in het bloed die ervoor zorgen dat sommig organen beter gaan werken.  

hormonen worden gemaakt in hormoonklieren




Slide 25 - Tekstslide

Slide 26 - Tekstslide

Impulsen lopen via  zenuwcellen door je lichaam
Hormonen lopen via bloed door je lichaam

Slide 27 - Tekstslide

Hormonen
Hormonen zorgen ervoor dat langdurige processen zoals groeien, ontwikkeling en stofwisseling (opname van voedsel) goed verlopen.

Hiernaast zie je belangrijke hormoonklieren in ons lichaam -> 

Slide 28 - Tekstslide

De hypofyse
De hypofyse: is een belangrijke hormoonklier dat tussen je hersenen ligt. Het maakt heel veel belangrijke hormonen aan. 

Slide 29 - Tekstslide

Groeihormoon


Groeihormoon bevordert de lengtegroei in de groeischijf van de botten.

Slide 30 - Tekstslide

Eilandjes van langerhans

Eilandjes van Lagerhans: groepje cellen in de alvleesklier die het glucosegehalte in het bloed (bloedsuikerspiegel) regelen. 

Dit doen ze door de hormonen insuline en glucagon te produceren

Slide 31 - Tekstslide

Bloedsuikerspiegel

Bloedsuikerspiegel: hoeveelheid glucose (suiker) in je bloed

De hoeveelheid glucose in het bloed moet voortdurend op ongeveer hetzelfde niveau blijven.


Wanneer dit niet het geval is komt de alvleesklier in actie.

Slide 32 - Tekstslide

Eilandjes van Langerhans
  1. Glucose (suiker) uit plantenvoedsel gaat door de wand van de dunne darm in het bloed
  2. glucosegehalte in bloed stijgt boven de 0,1%
  3. Eilandjes van Langerhans maken insuline 
  4. insuline zorgt ervoor dat de glucose in het bloed omgezet in glycogeen
  5. daardoor zakt het glucosegehalte weer naar 0,1%!

Slide 33 - Tekstslide

Eilandjes van Langerhans
  1. glucose is brandstof van ons lichaam
  2. bij veel bewegen verbrandt je glucose
  3. glucosegehalte daalt onder 0,1%
  4. eilandjes van Langerhans maken glucagon
  5. het glucosegehalte stijgt dan weer!

Slide 34 - Tekstslide

Slide 35 - Tekstslide

Slide 36 - Tekstslide

Hoe kan je oefenen voor de toets?

- Maak de D-toets in je werkboek
- Maak de test jezelf op de website (leermiddelen magister)
- Kijk naar filmpjes op youtube (biologie met joost)

Slide 37 - Tekstslide