Toetssstof periode 3

Toetsstof periode 3
1 / 18
volgende
Slide 1: Tekstslide
MaatschappijkundeMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 4

In deze les zitten 18 slides, met interactieve quiz en tekstslides.

time-iconLesduur is: 100 min

Onderdelen in deze les

Toetsstof periode 3

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Analyse maatschappelijk vraagstuk
Kenmerken maatschappelijk probleem
Vier invalshoeken
Theorieën van invloed media
Politieke ideologieën
Schema politiek bestuur

Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Bestuurs-vormen
Volks
vertegen
woordiging
Dagelijks bestuur
Belangrijke rol in het bestuur
Landelijk
...1...
Kabinet/  regering
Minister- president
Provincie
Provinciale staten
...2...
Commissaris van de Koning
Gemeente
Gemeenteraad
College van B en W
...3...
Heeft altijd twee hoofdtaken:
- het controleren van het dagelijs bestuur
- het stemmen over wetsvoorstellen

Slide 3 - Tekstslide

eindexamensite: nl als parl dem. vraag 13, 16 en 18
vul in: wat moet er staan bij 1, 2 en 3?

Slide 4 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Bestuurs-vormen
Volks
vertegen
woordiging
Dagelijks bestuur
Belangrijke rol in het bestuur
Landelijk
Parlement
Kabinet/  regering
Minister- president
Provincie
Provinciale staten
Gedeputeerde Staten
Commissaris van de Koning
Gemeente
Gemeenteraad
College van B en W
Burgemeester
Eerste en Tweede Kamer
Het aantal leden hangt af van het aantal inwoners van een Provincie. Drenhte heeft 41, Noord-Holland 51
Heeft altijd twee hoofdtaken:
- het controleren van het dagelijs bestuur
- het stemmen over wetsvoorstellen
benoemt door de Koning, voor periode van 6 jaar. 

wethouders worden gekozen door de gemeenteraad. 
de burgemeester wordt aangesteld door de regering (op aanbeveling van de gemeenteraad)
zij worden gekozen door de PS
Het verschil tussen kabinet (ministers en staatsecretarissen) en regering (ministers en Koning) is klein maar wel belangrijk. 
Wie ministers worden hangt af van welke partijen de coalitie vormen
Net als PS wisselt het aantal leden. Hoe meer inwoners, hoe meer leden. 

Slide 5 - Tekstslide

eindexamensite: nl als parl dem. vraag 13, 16 en 18
Politieke ideologieën / stromingen
conservatisme
Economische vrijheid is belangrijk (net als liberalen) maar benadrukken meer hun strenge normen die horen bij hun waarden. Het gezin is een belangrijke plek om deze normen aan te leren. 
liberalisme
Mensen moeten hun eigen keuzes kunnen maken over bijvoorbeeld abortus en seksualiteit (individuele vrijheid). Ook veel ruimte voor opstarten bedrijven zonder al te veel regels. De overheid moet zorgen voor veiligheid
sociaal democraten
willen gelijkheid bereiken. Verschillen(inkomen, welvaart, macht) tussen mensen moeten verkleind worden. De overheid moet een grote rol spelen in het verkleinen van de verschillen. 
christen-democraten
het gezin en familie zijn erg belangrijk. Ook rentmeesterschap (zorgen voor de aarde) staat centraal. Mensen moeten voor elkaar zorgen, wanneer dat niet lukt moet de overheid bijspringen. Zoals de naam al zegt: het christelijk geloof is een bron van inspiratie
           Links
rechts
            Midden
ecologisme
De natuur staat centraal. Minder vlees eten, minder met het vliegtuig. Ecnomische groei is minder belangrijk dan de aarde. 
nationalisme
Eigen land is het uitgangspunt. Eigen land eigen regels, dus weg uit de EU. De normen en waarden van de oorspronkelijke bewoners van het land staan voorop en moeten verdedigd worden. Tegen immigratie en globalisering

Slide 6 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Invloed media, waarom is dat belangrijk?
Het is heel belangrijk om na te denken over hoe media mensen kan beïnvloeden. Als de overheid mensen gezonder wil laten leven, hoe kan dat dan het beste worden aangepakt?
De theorieën geven hier antwoord op.

Slide 7 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Injectienaaldtheorie
Alle boodschappen van de massamedia nemen wij heel gemakkelijk over 
(we zijn heel beïnvloedbaar en goedgelovig).

Manipulatie = het weglaten of vervormen van informatie, alleen goede dingen laten zien.
Indoctrinatie = het opdringen van meningen


Slide 8 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Theorie selectieve perceptie
Je maakt een selectie(keuze) bij het ontvangen van informatie. Dit doe je onbewust. Want:

Voorbeeld:




Vanuit je referentiekader zie je bepaalde zaken anders.
En daarmee je waarneming van de werkelijkheid
Mensen lezen alleen informatie die ze interessant vinden.
Mensen filteren dus informatie onbewust.
Rokers zappen weg bij een programma over een rookverbod, dit omdat ze het bewust niet willen horen, maar omdat het ze simpelweg niet echt interesseert.

Slide 9 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Agendatheorie
Deze theorie zegt dat dat de media niet bepaald  WAT mensen denken maar WAAROVER mensen met elkaar praten en nadenken.

We praten over apen klonen, orgaanwet, appen op de fiets, enz. Maar de media bepaalt niet HOE wij hierover denken. 
Macht ligt bij zowel de zender als de ontvanger. 




Slide 10 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Framingtheorie
Volgens deze theorie kunnen de media onderwerpen op een bepaalde manier belichten (Engels:framen) waardoor wij als burgers een beetje worden gestuurd in wat wij ervan vinden.
Dit kan de media bewust of onbewust doen.
De schrijvers van een krantenbericht hebben namelijk ook hun eigen ideën over iets. En ook al willen ze het misschien niet, toch zullen ze in hun woordkeuze iets door laten schemeren over hun mening en ons daardoor beïnvloeden. Vaak zien we dit terug bij ethische onderwerpen zoals abortus, euthanasie, homoseksualiteit. 

Slide 11 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

De invalshoeken

  • Politiek-juridische invalshoek

  • Sociaaleconomische invalshoek

  • Sociaal-culturele invalshoek

  • Veranderings- en vergelijkende invalshoek 

Slide 12 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Politiek Juridisch 
Voorbeeldvragen om een goede analyse te geven zijn: 
  • Welk beleid en welke regelgeving bestaat er voor dit vraagstuk? 
  • Zijn er (wettelijke) regels nodig om het probleem op te lossen?
  • Wat zijn de politieke aspecten van dit vraagstuk?
  • Wat zijn de machtsmiddelen van de overheid en de verschillende groeperingen? 
  • Welke functie van politieke partijen vervullen de partijen bij de aanpak van het vraagstuk? 

Belangrijke begrippen: 
minister, parlement, algemeen belang, dictatuur, parlementaire democratie, wetgeving, grondrechten, overheidsbeleid, politieke agenda, politieke stroming, verzorgingsstaat etc.... 
Je bekijkt het vanuit regels en ideën vanuit de politiek om een probleem aan te pakken

Slide 13 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Sociaal-economische invalshoek
Voorbeeldvragen om een goede analyse te geven zijn: 
  • Wat zijn de belangen van de betrokken maatschappelijke groepen? 
  • Welke belangentegenstellingen liggen ten grondslag aan conflicten tussen belangenorganisaties?
  • Wat is de maatschappelijke positie van betrokken groeperingen? 
  • Welke factoren bepalen de positie van bepaalde groepen op de arbeidsmarkt? 
  • Wat is de relatie tussen belangen en maatschappelijke positie? 
  • Wat is de relatie tussen het vraagstuk en maatschappelijke ongelijkheid? 
  • Welke financieel-economische belangen of financiële aspecten zijn bij het vraagstuk betrokken? 
Je bekijkt het vanuit belangen en geld die ingezet kunnen worden om een probleem aan te pakken

Slide 14 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Sociaal-culturele invalshoek
Voorbeeldvragen om een goede analyse te geven zijn: 
  • Wat zijn de opvattingen, waarden, normen van betrokken maatschappelijke groepen  over de aard, de oorzaken van het maatschappelijk vraagstuk of oplossingen? 
  • Welke opvattingen hebben politieke partijen of stromingen? 
  • Wat is de rol van de (sub)cultuur van groeperingen/ de samenleving? 
  • Wat is de rol van de media bij het ontstaan van meningen/ bij het ontstaan van beeldvorming?

Belangrijke begrippen: 
Beeldvorming, waarden, cultuur, discriminatie, integratie, identiteit, multiculturele samenleving, normen, pluriformiteit etc... 
Je bekijkt het vanuit wat mensen goed of normaal vinden vanuit hun eigen ervaringen en cultuur

Slide 15 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Veranderings- vergelijkende invalshoek

Voorbeeldvragen om een goede analyse te geven zijn: 
  • Hoe keek men in het verleden tegen het vraagstuk aan? 
  • Welke sociale, culturele, politieke en sociaaleconomische veranderingen zijn van invloed geweest? 
  • Hoe kijkt men in andere samenlevingen tegen het vraagstuk aan? 
Je bekijkt het vanuit een vergelijking van het probleem tussen nu en vroeger, of tussen hier en ergens anders om en van te leren

Slide 16 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Nieuwsselectie

Bij het selecteren van nieuws spelen de volgende criteria een rol: 
  • Eigen waarden en normen van de journalisten + referentiekader 
  • Actualiteit: wanneer is het gebeurt? 
  • Uitzonderlijkheid: gebeurt het vaker?
  • De nabijheid: waar is het gebeurt? 
  • De doelgroep: wie willen wij bereiken met dit nieuws? 
  • Commerciële belangen 
  • De belangstelling van het publiek
  • De identiteit van het medium

Slide 17 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Nieuwsselectie
Selectie kan tot gevolg hebben dat er bij het publiek een bepaalde (onjuiste) beeldvorming ontstaat. Bij het tot stand komen van nieuws en andere mediaboodschappen  spelen selectieve perceptie en het referentiekader van journalisten een rol. 

  • Selectieve perceptie: mensen nemen niet alles waar. Ze stellen zich niet open voor alle informatie, maar kiezen en selecteren welke informatie zij opnemen. 
  • Referentiekader: mensen nemen waar vanuit hun eigen 'achtergrond': waarden, normen, opvattingen, maatschappelijke positie en ervaringen. 

Journalisten selecteren dus (onbewust) nieuws op basis van hun eigen perceptie en referentiekader. Maakt dat het nieuws wel zo 'objectief' mogelijk? 

Slide 18 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies