In deze les zitten 22 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.
Lesduur is: 25 min
Onderdelen in deze les
5BIOW NED Deeldomeinen van de taalkunde
Slide 1 - Tekstslide
Slide 2 - Tekstslide
Deeldomeinen?
Slide 3 - Woordweb
Wat is het verschil tussen normatieve en descriptieve taalkunde?
Slide 4 - Open vraag
Welk onderdeel van de taalkunde houdt zich bezig met hoe klanken gevormd, klinken en gehoord worden?
A
fonologie
B
morfologie
C
fonetiek
D
semantiek
Slide 5 - Quizvraag
Welk taalkundig deeldomein bestudeert hoe klanken functioneren in een specifieke taal?
A
fonologie
B
morfologie
C
fonetiek
D
semantiek
Slide 6 - Quizvraag
Welke discipline van de taalkunde houdt zich bezig met de vorming van woorden?
A
syntaxis
B
morfologie
C
pragmatiek
D
semantiek
Slide 7 - Quizvraag
Welk deeldomein van de taalkunde richt zich op de studie van de zinsbouw?
A
syntaxis
B
morfologie
C
pragmatiek
D
semantiek
Slide 8 - Quizvraag
Wat bestudeert de betekenis van woorden, zinnen en taaluitingen?
A
syntaxis
B
morfologie
C
pragmatiek
D
semantiek
Slide 9 - Quizvraag
Welke taalkundige discipline houdt zich bezig met de studie van taaluitingen in context?
A
syntaxis
B
morfologie
C
pragmatiek
D
semantiek
Slide 10 - Quizvraag
Welke zusterdiscipline van de fonetiek richt zich op de functie van klanken in een taal?
A
syntaxis
B
morfologie
C
fonologie
D
semantiek
Slide 11 - Quizvraag
Welke taalkundige discipline bestudeert niet alleen hoe woorden worden gevormd, maar ook hoe ze structureel opgebouwd zijn?
A
syntaxis
B
morfologie
C
fonologie
D
semantiek
Slide 12 - Quizvraag
Welk onderdeel van de taalkunde zou zich het meest bezighouden met de vraag "Hoe beïnvloedt de context de betekenis van een zin?"
A
pragmatiek
B
morfologie
C
fonologie
D
semantiek
Slide 13 - Quizvraag
In welk deeldomein van de taalkunde wordt onderzocht hoe een zin grammaticaal wordt opgebouwd?
A
pragmatiek
B
morfologie
C
syntaxis
D
semantiek
Slide 14 - Quizvraag
Een leraar zegt tegen een leerling dat "hun hebben" fout is en dat het "zij hebben" moet zijn.
A
normatief
B
descriptief
Slide 15 - Quizvraag
Een taalkundige onderzoekt hoe jongeren in verschillende regio’s van Nederland het woord "cool" gebruiken in hun spreektaal, zonder oordeel te vellen over of dit goed of fout is.
A
normatief
B
descriptief
Slide 16 - Quizvraag
Een grammaticaboek stelt dat een zin nooit met een voorzetsel mag eindigen en corrigeert zinnen die dit doen.
A
normatief
B
descriptief
Slide 17 - Quizvraag
Een taalcolumn in de krant legt uit dat het gebruik van het woord "hun" als onderwerp fout is volgens de standaardtaalregels.
A
normatief
B
descriptief
Slide 18 - Quizvraag
Een taalexpert op televisie benadrukt dat het correct is om "wie" te gebruiken voor personen en "dat" voor zaken.
A
normatief
B
descriptief
Slide 19 - Quizvraag
Een onderzoek beschrijft de taalverandering waarbij steeds vaker "hen" in plaats van "hun" wordt gebruikt als persoonlijk voornaamwoord.
A
normatief
B
descriptief
Slide 20 - Quizvraag
Slide 21 - Tekstslide
Taak tegen volgende week
Oefeningenreeks maken over deeldomeinen van de taalkunde.