10-12-2024

• Duits
• Middelbare school
• havo
• Leerjaar 3

Guten Morgen!

Inhalt

• Leesstrategieën (zelfstandig)
• Gebruik zu/nach/in (zelfstandig)
• Schreiben (zelfstandig)

Leesstrategieën

Welke strategieën ken/gebruik je al?

Leesstrategieën

17 december - Nul-meting leesvaardigheid

• BK-examen
• Cijfer in de vorm van: O/V/G
• Telt niet mee, wel in magister

Voor jezelf om te kijken waar je staat!

Dit jaar krijg je een toets leesvaardigheid

Welke strategie zou je willen gebruiken?

Welke lijkt jou het handigst?

Wat neem je mee (of juist niet) uit de video?

De handigste strategieën

Schreiben

• Verder met schrijfvaardigheid: Zelfstandig

• Lees de slides goed door en maak de bijbehorende opdrachten (zoals aangegeven) in je boek of in LessonUp

Aufgabe 36 (S118)

Maak opdracht 36 op bladzijde 118 in je boek

Wortstellung

• Wo muss das finite Verb (persoonsvorm) stehen?  
• Ergänze die richtige Form und wähle die richtige Wortstellung.

Tipp: het vervoegde werkwoord komt in een bijzin achteraan

(lassen, warten) Ich hoffe, dass ihr mich nicht zu lange ___ ___

(müssen, aussteigen) Ich weiß nicht, an welcher Haltestelle ihr ___ ___

(können, kommen) Schickt ihr mich eine Nachricht, wenn ihr nicht ___ ___

(können, fahren) Ich frage mich, ob ihr mit dem Zug nach Nimwegen ___ ___

(können, finden) Ich lasse euch wissen, wo ihr das coolste Café von Nimwegen ___ ___

(haben, schreiben) Ihr könnt mich endlich in echt sehen, nachdem wir jahrelang E-Mails ___ ___

Sätze und Satzteile übersetzen

• Vertaal de volgende zinnetjes naar het Duits
• Je mag hiervoor je werkboek gebruiken

Dit zijn handige zinnetjes om te gebruiken bij schrijfvaardigheid

Vertaal: Beste ...

Vertaal: Ik kom naar Nederland

Vertaal: Kom je naar mij toe?

Vertaal: ... of jullie naar ... kunnen rijden?

Vertaal: Wij ontmoeten elkaar

Vertaal: Je kunt met de trein naar ... gaan

Vertaal: Als je in ... bent, neem je ...

Vertaal: Je moet bij de halte ... uitstappen

Vertaal: Ik wacht op jou!

Vertaal: Tot gauw!

Vertaling van: naar

naar = zu           Bij personen: zu dir

                              Bij gebouwen en dingen: zum Bahnhof

naar = nach     Bij geografische namen zonder lidwoord: nach Berlin

                              In vaste combinaties: nach links, nach Hause

naar = in            Bij landen met lidwoord: in die Schweiz

                              Ergens naar binnen gaan: ins Kino, in die Schule

zu/nach/in?
Ich fahre _____ Spanien.

zu/nach/in?
Ich fahre ____ dem Bahnhof

zu/nach/in?
Wir fliegen ____ die USA.

Aufgabe 39 (S120)

• Maak opdracht 39 in je werkboek
• Vul de gatentekst in met ''in, zu of nach''

Antworten Aufgabe 39b

Kijk de antwoorden goed na!

1. nach           7. zu

2. zur              8. nach

3. nach          9. nach

4. nach

5. ins

6. ins

Aufgabe 40 (S121)

• Maak opdracht 40 van je werkboek.
• Dien hem in op de volgende slide in LessonUp of schrijf hem uit in je werkboek.

Aufgabe 40

Gut gemacht!

Super, du hast es geschafft!