§21 Literatuur en taal

§21 Literatuur en taal
1 / 18
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 4

In deze les zitten 18 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

§21 Literatuur en taal

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Planning
- Terugblik §19 en §20
- Genres en kenmerken
- Zelf aan de slag

Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wat is empirisme?
A
Teruggrijpen op de klassieke Oudheid?
B
Mens werd gezien als uniek individu, verantwoordelijk voor eigen prestaties
C
Wereldbeeld waarin God centraal staat.
D
Het onderzoeken van de natuur om zelf uit te vinden hoe de wereld in elkaar zit.

Slide 3 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Voorbeeld van een 'homo universalis'
A
Leonardo da Vinci (1452-1519)
B
Christoffel Colombus (1451-1506)
C
Isaac Newton (1642-1727)
D
Nicolaus Copernicus (1473-1543)

Slide 4 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is realisme?
A
19e-eeuwse literaire stroming, waartoe Fabriekskinderen van J.J. Cremer behoort.
B
Het uitbeelden van menselijke karakters, gevoelens en onderlinge relaties.
C
Zo echt mogelijke weergave van de werkelijkheid, geïnspireerd door groeiende belangstelling voor mens en wereld.
D
Kunststroming waarin aandacht is voor diepte, perspectief en correcte anatomie.

Slide 5 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Hoe noem je een eenstemmig religieus lied dat zonder begeleiding werd gezongen, maar later ook wereldlijk en meerstemmig kon zijn?
A
loflied
B
psalm
C
canon
D
motet

Slide 6 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Slide 7 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wat is taalpurisme?
A
Je eigen taal het mooist vinden.
B
Taalzuivering, bijvoorbeeld door Nederlandse woorden voor Latijnse leenwoorden te bedenken.

Slide 8 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Kenmerken
Classicisme
     - Translatio (vertalen) 
     - Imitatio (nadoen)
     - Aemulatio (verbeteren)

Estheticisme

Realisme

Slide 9 - Tekstslide

Vertalen van teksten uit de Klassieke Oudheid om zelf te leren wat ze deden.
Imitatio is nadoen van dingen uit de Klassieke Oudheid, zowel door de Latijnse taal te gebruiken, als het doen herleven van genres. Die we zo ook even gaan bespreken.

Aemulatio: verbeteren van de Oudheid, een van de belangrijkste manieren waarop dit gebeurde was door Bijbelse elementen toe te voegen. Volgens Christelijke kunstenaars was het jammer voor de dichters in de Klassieke Oudheid dat ze die mooie stof moesten missen.

Estheticisme; kunst moest mooi zijn. Voor de literatuur betekende dit dat de teksten bij een bepaald genre moesten horen en dat de genreconventies gevolgd moesten worden. Daarnaast was het belangrijk dat de taal mooi was, dus fijn klonk.

Realisme: de personages moeten zich gedragen zoals ze dat in het echt ook zouden kunnen doen

Translatio
Aemulatio
Imitatio
Het vertalen van een gedicht uit de Oudheid.
Het gebruiken van een plot van een Latijns toneelstuk.
Het nadoen van een voorbeeld uit de klassieke Oudheid.
Het toevoegen van een Christelijke component aan een klassiek toneelstuk.
Beter schrijven  dan auteurs uit de Oudheid.

Slide 10 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

Aforisme/spreuk

Slide 11 - Tekstslide

korte, krachtige zin waarin een levensles wordt verkondigd. Multatuli. Bijvoorbeeld de teksten van Loesje. 
Epigram/puntdicht
Dubbele Neel
Neel had haar vrijers en haar man
Gelijk dat menig vrouwtje kan.
De man zei: ‘Ja hè, kind, we zijn goed met elkander.’
‘Och ja,’ zei ze, ‘ik altijd!’ (en meende: met elk ander).
- Constantijn Huygens (Dautzenberg, p. 52)

Slide 12 - Tekstslide

korte dichtvorm die ook in de Oudheid werd beoefend. Vaak twee of vier regels met een spitse, geestige inhoud en een verrassend slot. Soms ook een beetje schunnig.
Een epigram is een korte, krachtige zin met een levensles
A
Juist
B
Onjuist

Slide 13 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Uit hoeveel regels bestaat een octaaf en uit hoeveel regels bestaat een sextet?
A
Een octaaf bestaat uit 6 regels, een sextet uit 8 regels.
B
Een octaaf bestaat uit 4 regels, een sextet uit 3 regels.
C
Een octaaf bestaat uit 3 regels, een sextet uit 4 regels.
D
Een octaaf bestaat uit 8 regels, een sextet uit 6 regels.

Slide 14 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Slide 15 - Tekstslide

(=strofen van vier regels) vormen samen een octaaf.
Twee terzetten (=strofen van drie regels) vormen samen een sextet.
Rijmschema (abba/abba/cdc/dcd)
Twee gedachten
Scheiding tussen twee gedachten is een volta of wending.
Heel vaak geen titel hier, toevallig wel.

Werkblad
Maak zelf de oefeningen op je werkblad. Je mag je boek gebruiken. Na 5 minuten stilte kun je overleggen met je buurman. Klaar? Leren §18-§21 of lezen in je leesboek.

Slide 16 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Antwoorden opdracht 1
Tekst 1 - epigram/puntdicht
Tekst 2 - sonnet
Tekst 3 - spreuk/aforisme
Tekst 4 - epigram
Tekst 5 - spreuk/aforisme
Tekst 6 - essay
Tekst 7 - toneel

Slide 17 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Huiswerk: (afmaken werkblad) ga na of je §17-§21 kunt leren voor de toets zo. Zijn er begrippen onduidelijk?
Neem de volgende les oortjes of een koptelefoon mee!

Slide 18 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies