Nederlands 1KA

Nederlands 
1KA

1 / 19
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo k, g, t, mavoLeerjaar 1,2

In deze les zitten 19 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Nederlands 
1KA

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wat gaan we doen vandaag?
- 10 minuten lezen 
- Moeilijke woorden 
- Lesstof herhalen: lidwoorden, werkwoorden, zelfstandig naamwoorden
- Uitleg: Bijvoeglijk naamwoorden en voorzetsels
- Oefenen
 

Aan het eind van de les: 
- weet je wat werkwoorden, lidwoorden en zelfstandig naamwoorden herkennen in een zin. 
- Weet je wat bijvoeglijk naamwoorden zijn.







Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

timer
10:00

Slide 3 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Welke moeilijke woorden ben jij tegen gekomen?

Slide 4 - Woordweb

Het is een moeilijk woord als je het niet kan uitleggen in Jip-en-Janneke-taal. 
"Maar ik ken het wel" telt niet!
Woordsoorten (taalkundig ontleden)
Elk | woordje | in |  de | zin

  • werkwoorden ✔
  • lidwoorden ✔
  • zelfstandig naamwoorden ✔
  • bijvoeglijk naamwoorden (deze les)
  • voorzetsels (deze les)

Slide 5 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Lidwoorden en zelfstandig naamwoorden
Lidwoorden: De, het en een
Deze woorden staan altijd voor zelfstandig naamwoorden.

Zelfstandig naamwoorden:
Mensen, dieren of dingen. 
De leerlingen, de jongen, het meisje, een plant, de schapen, het bureau.



Hoe kan je een zelfstandig naamwoord herkennen?
1. Meervoud: een fiets, twee fietsen
2. Verkleinen:  fiets -> fietsje
3. Lidwoorden: de fiets, een fiets

Slide 6 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

De kat krabt krabt de krullen van de trap.
Krabt is een werkwoord.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 7 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

De kat krabt krabt de krullen van de trap. Hoeveel zelfstandig naamwoorden staan in de zin?
A
1
B
2
C
3
D
4

Slide 8 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

De wolf heeft Roodkapje in het bos geslagen. Hoeveel werkwoorden staan er in de zin?
A
1
B
2
C
3
D
4

Slide 9 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Bijvoeglijk naamwoorden
Bijvoeglijk naamwoorden geven extra informatie over zelfstandig naamwoorden. (Geuren, kleuren, lengte, breedte, hoogte, grootte, stoffen)


Hoe herken je een bijvoeglijk naamwoord?
- Een bijvoeglijk naamwoord kan voor OF achter het zelfstandig naamwoord staan. 
Dat is een spannende film. / De film is spannend.
-
Een bijvoeglijk naamwoord heeft een korte vorm (zonder -e) een lange vorm. 
Het spannende boek. /  Het boek is spannend.
- Je kan de trappen van vergelijking gebruiken.
Spannend - Spannender - Spannendst. 


Slide 10 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Noem zo veel mogelijk bijvoeglijk naamwoorden met een zelfstandig naamwoord.

Slide 11 - Woordweb

Deze slide heeft geen instructies

Voorzetsels

Voorzetsels horen bij de woordsoorten

Slide 12 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Voorzetsel (VZ)
 Voorzetsels zijn onder andere:








Slide 13 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wat zijn voorzetsels?
A
De, het, een
B
Op, voor, achter, naast

Slide 14 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat zijn voorzetsels?
A
de, het, een
B
in, voor, achter
C
raam, deur, wand
D
voorlezen, voorspellen, voorzeggen

Slide 15 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Werkwoorden
                                                  Enkelvoud                       Meervoud
1e persoon                               ik                                         wij
2e persoon                              jij / u                                    jullie
3e persoon                             hij / zij / het                        zij


Werkwoorden zijn doe-woorden
Ik fiets
Jij fietst 
Hij fietst 
Wij fietsen

Slide 16 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wie vindt dit moeilijk?
A
Ja
B
Een beetje
C
Nee

Slide 17 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Oefenen
Aan de slag met woordsoorten in zinnen. 
Je krijgt zo een oefenblad met de woordsoorten.
Ben je klaar met de opdrachten?
Pak dan weer je leesboek!
timer
15:00

Slide 18 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Volgende les heb je dit af:

Paragraaf 5 :opdracht 2 t/m 6 
Paragraaf 7: opdracht 2 t/m 5

Dit heb je bij je: 
- Lesboek
- Leesboek 
- Moeilijke woorden-schrift

Volgende week doe ik een huiswerkcontrole!





Slide 19 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies