3H1_herhaling_H3+H4

Herhaling H3 + H4
1 / 28
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

In deze les zitten 28 slides, met tekstslides.

Onderdelen in deze les

Herhaling H3 + H4

Slide 1 - Tekstslide

Wat moet je leren voor de toets?
Zie document op de ELO

Opdrachten die je moet leren staan ook op de ELO

Slide 2 - Tekstslide

Leerstof
H3 woordenschat: metafoor (H2) of metoniem + woorden opdracht 3 en 5
H3 Grammatica zinsdelen: verwijswoorden
H3 Grammatica woordsoorten: persoonlijke (pers.vnw), bezittelijke (bez.vnw), wederkerende (wed.vnw) en wederkerige voornaamwoorden (wedig.vnw)
H3 Spelling: getallen schrijven + werkwoordspelling + woorden opdracht 6
H4 woordenschat: pleonasme of tautologie + woorden opdracht 3, 4 en 5
H4 Grammatica zinsdelen: beknopte bijzin + benoemen zinsdeel (ow, lv, mv, bwb, bvb)
H4 Grammatica woordsoorten: tussenwerpsel
H4 Spelling: afkortingen en symbolen + werkwoordspelling + woorden opdracht 6

Slide 3 - Tekstslide

H3 woordenschat
- Bij beeldspraak gebruik je woorden in een figuurlijke betekenis.

- Goede beeldspraak maakt een tekst mooier, duidelijker en krachtiger.

Slide 4 - Tekstslide

Metafoor
Het object wordt helemaal vervangen door het beeld. Metaforen kunnen ook werkwoorden zijn.

Het schip der woestijn (kameel)
Een tsunami van nieuwe voorschriften (een enorme berg)
Een vruchtbare vergadering (een vergadering met resultaat)

Ik brand van verlangen
Ze heeft hem met alle schulden laten zitten.

Slide 5 - Tekstslide

Metoniem
  • Metonymia: verband tussen object en beeld

deel-geheel 
Neem maar een bloemetje mee.
geheel-deel
Nederland won van Italië.
producent-product
Pak jij mijn Nikes uit de kast?
eigenschap-persoon
Wat een lachebek!
materiaal-voorwerp
Hij trapte het leer tussen de doelpalen.
voorwerp-inhoud
Geef mij nog een glaasje.

Slide 6 - Tekstslide

H3 Grammatica zinsdelen

verwijswoorden: leer de regels goed!

De regels staan in de LessonUp en in je boek.

Slide 7 - Tekstslide

H3 Grammatica woordsoorten

wederkerend en wederkerig voornaamwoord

Slide 8 - Tekstslide

Wederkerend voornaamwoord
- Verplicht wed. werkwoord -> 'zich' niet vervangen 
Hij schaamt zich.

- Toevallig wed. werkwoord -> 'zich' vervangen door mezelf, jezelf, zichzelf, onszelf
Rik scheert zich - Rik scheert zichzelf -Rik scheert hem.


Slide 9 - Tekstslide

Welke woordsoort?

Slide 10 - Tekstslide

Wederkerig voornaamwoord
  • elkaar/elkander/mekaar --> verwijst naar meerdere personen

  • De twee bekenden gaven elkaar een hand.


Slide 11 - Tekstslide

H3 spelling

getallen: leer de regels uit je boek. Wanneer als getal en wanneer als woord geschreven?

Slide 12 - Tekstslide

H4 woordenschat
Wat zijn stijlfiguren?


Waarom?
- Een tekst mooier maken (bv. in gedichten of lyrics)
 - Stijlfouten

Slide 13 - Tekstslide

Pleonasme
  • De eigenschap van een woord wordt nog eens door een ander woord herhaald.

  • In je betoog zijn sommige bronnen letterlijk geciteerd.
  • De docent wiskunde tekende een ronde cirkel op het bord.
  • Oplossing: verwijder het woord dat de betekenis/eigenschap herhaalt



Slide 14 - Tekstslide

Tautologie
  • Twee keer hetzelfde zeggen met verschillende woorden (synoniemen) van dezelfde woordsoort
 
  • Misschien ben jij wellicht ook geïnteresseerd?
  • Mijn oma was bedroefd en verdrietig toen ze de beelden zag.
  • Oplossing: verwijder een van de synoniemen



Slide 15 - Tekstslide

H4 grammatica zinsdelen


beknopte bijzin

Slide 16 - Tekstslide

Theorie grammatica - zinsdelen
a Stefano is bang verkeerd begrepen te worden.
b Stefano is bang | dat hij (ond) verkeerd begrepen wordt (pv).
a Hevig blozend keek hij haar aan.
b Terwijl hij (ond) hevig bloosde (pv), | keek hij haar aan.

Een normale bijzin (zin b) heeft een eigen OND en PV.
Een beknopte bijzin (zin a) is een verkorte versie van een bijzin.


Slide 17 - Tekstslide

Theorie grammatica - zinsdelen
  • Kenmerken beknopte bijzin:

  • Onderwerp ontbreekt --> denkbeeldig onderwerp
  • Persoonsvorm ontbreekt
  • Te + infinitief of onvoltooid deelwoord of voltooid deelwoord

  • Stefano is bang verkeerd begrepen te worden.

Slide 18 - Tekstslide

Theorie grammatica - zinsdelen
  • Kenmerken beknopte bijzin:

  • Onderwerp ontbreekt --> denkbeeldig onderwerp
  • Persoonsvorm ontbreekt
  • Te + infinitief of onvoltooid deelwoord of voltooid deelwoord

  • Hevig blozend keek hij haar aan.

Slide 19 - Tekstslide

Theorie grammatica - zinsdelen
  • Kenmerken beknopte bijzin:

  • Onderwerp ontbreekt --> denkbeeldig onderwerp
  • Persoonsvorm ontbreekt
  • Te + infinitief of onvoltooid deelwoord of voltooid deelwoord

  • Erg afgeleid keek hij haar aan.

Slide 20 - Tekstslide

Theorie grammatica - zinsdelen
  • Een beknopte bijzin kun je ontleden in de hoofdzin:

  • De angst door anderen uitgelachen te worden, was voor Jonas een ware obsessie.

Slide 21 - Tekstslide

Theorie grammatica - zinsdelen
  • Een beknopte bijzin kun je ontleden in de hoofdzin:

  • De angst door anderen uitgelachen te worden, was voor Jonas een ware obsessie.

  • Wat is de beknopte bijzin?

Slide 22 - Tekstslide

Theorie grammatica - zinsdelen
  • Een beknopte bijzin kun je ontleden in de hoofdzin:

  • De angst door anderen uitgelachen te worden, was voor Jonas een ware obsessie.

  • Welke functie heeft deze beknopte bijzin in de hoofdzin?
  • Bijv.bep. --> angst (welke angst? 'door ... te worden')

Slide 23 - Tekstslide

H4 grammatica woordsoorten


tussenwerpsel (tw)

Slide 24 - Tekstslide

Tussenwerpsel (tw)
  • bevestiging/ontkenning
  • emotie
  • sociaal contact
  • klanknabootsingen: miauw, waf, brr, toktok, tuuttuut



Slide 25 - Tekstslide

Tussenwerpsel (tw)
  • Let op: sommige woorden kunnen ook een bw of zn zijn!
  • Gelukkig (tw), mijn huiswerk is af!
  • Mijn huiswerk is gelukkig (bw) af.

  • Top (tw), je hebt de toets foutloos gemaakt,
  • Je hebt de top (zn) van de berg niet bereikt.

Slide 26 - Tekstslide

H4 spelling


woorden korter schrijven: leer de regels uit je boek
werkwoordspelling: zie LessonUp van de vorige les.

Slide 27 - Tekstslide

succes!
Succes met leren!

Slide 28 - Tekstslide