Grammatica woordsoorten havo 3 lw tm voornaamwoorden

Grammatica woordsoorten

zn, lw, ww, bn, vz, pers.vnw bez.vnw., aanw.vnw, vrag.vnw, onbep. vnw, 

1 / 23
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

In deze les zitten 23 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 40 min

Onderdelen in deze les

Grammatica woordsoorten

zn, lw, ww, bn, vz, pers.vnw bez.vnw., aanw.vnw, vrag.vnw, onbep. vnw, 

Slide 1 - Tekstslide

Leerdoelen
Ik ken de definitie/kenmerken van de verschillende woordsoorten
Ik kan elk afzonderlijk woord in de zin benoemen: zn, olw, blw, hww, zww, bn, vz, pers.vnw bez.vnw., aanw.vnw, vrag.vnw, onbep. vnw. 
Ik kan zelf een zin maken met woordsoorten in een vaste volgorde. 

Slide 2 - Tekstslide

In het lokaal van mevrouw Jansen staan een deugdelijk smartboard en dertig stoelen.

Noem een bijvoeglijk naamwoord uit deze zin.
A
lokaal
B
mevrouw
C
deugdelijk
D
dertig

Slide 3 - Quizvraag

Tijdens het feest werd de drank van de conciërge uit de koelkast in de kantine gestolen.

Hoeveel voorzetsels staan er in deze zin?
A
1
B
2
C
3
D
4

Slide 4 - Quizvraag

Wegens omstandigheden is mijn restaurant vandaag gesloten.

Wat is waar?
A
omstandigheden=ZN vandaag=ZN
B
wegens=VZ omstandigheden=ZN
C
mijn=BN restaurant=ZN
D
omstandigheden=BN vandaag=ZN

Slide 5 - Quizvraag

Waarom zei jij dat ons feestje niet door zou gaan?

Wat is waar?
A
waarom=VR.VNW ons=PERS.VNW
B
waarom=VR.VNW ons=BEZ.VNW
C
ons=BEZ.VNW jij=PERS.VNW
D
ons=PERS.VNW jij=PERS.VNW

Slide 6 - Quizvraag

Wie heeft de roze stift gebruikt? Die is van mij!

Wat is waar?
A
Wie=VR.VNW mij=PERS.VNW
B
Wie=VR.VNW mij=BEZ.VNW
C
Die=AW.VNW mij=BEZ.VNW
D
Die=AW.VNW mij=PERS.VNW

Slide 7 - Quizvraag

Wat zijn de leerdoelen van vandaag?

'Wat' is een....
A
vragend vnw.
B
betrek.vnw
C
bijwoord
D
onb.vnw

Slide 8 - Quizvraag

stelling: Als je 'wat' kunt vervangen door 'iets' is het een onbepaald voornaamwoord!

waar of niet waar?
A
waar
B
niet waar

Slide 9 - Quizvraag

Het is vier uur en het regent pijpenstelen.

Benoem 2x 'het'
A
het 1 = blw het 2 = onb.vnw
B
het 1 = onb. vnw het 2 = pers.vnw
C
beide onb.vnw
D
beide pers.vnw

Slide 10 - Quizvraag

Het ontbrak de vluchtelingen aan alles, maar ik kon het niet geloven.

Benoem 2x 'het'
A
het 1 = onb. vnw het 2 = pers. vnw
B
het 1 = pers. vnw het 2 = onb.vnw
C
beide onb.vnw
D
beide pers.vnw

Slide 11 - Quizvraag

Mag ik jou iets vragen?

'jou' =
'iets' =

A
jou = pers.vnw iets = onb.vnw
B
jou = bezit.vwn iets =telwoord
C
jou = bezit.vnw iets = onb.vnw
D
jou = pers.vnw iets = telwoord

Slide 12 - Quizvraag

Vanmorgen heb ik wat zuurtjes gekocht.

'wat'=
A
onbepaald voornaamwoord
B
telwoord

Slide 13 - Quizvraag

Dat is de zoveelste fout die ik heb gemaakt.

'zoveelste'=
A
hoofdtelwoord
B
rangtelwoord

Slide 14 - Quizvraag

Bert zegt dat Ernie zijn best vriend is.

'dat' =
A
aanwijzend vnw
B
betrekkelijk vnw
C
bijwoord
D
voegwoord

Slide 15 - Quizvraag

Omdat het slecht weer was, ging het tuinfeest dat we georganiseerd hadden niet door, maar iedereen heeft volgens mij een leuke dag gehad.

Hoeveel voegwoorden staan er in de zin?
A
1
B
2
C
3
D
4

Slide 16 - Quizvraag

De woorden 'en', 'maar', 'want', 'of' zijn allemaal nevenschikkende voegwoorden (die hz=hz verbinden)

waar of niet waar?
A
waar
B
niet waar

Slide 17 - Quizvraag

Noem tenminste drie verschillende onderschikkende voegwoorden.

Slide 18 - Open vraag

Heb jij altijd al motorcoureur willen worden?

Wat is waar?
A
Heb=HWW willen=HWW
B
Heb=HWW worden=KWW
C
Heb=ZWW willen=HWW
D
Heb=HWW worden=ZWW

Slide 19 - Quizvraag

Mag je vandaag weer fietsen, of ben je nog ziek?

Welk werkwoord is het KWW in deze samengestelde zin?
A
Mag
B
fietsen
C
ben

Slide 20 - Quizvraag

Maak een enkelvoudige zin met de onderstaande woordsoorten in de vaste volgorde.
lw - bn - zn - hww - bezit.vnw - zn - zww

Slide 21 - Open vraag

Ik beheers grammatica woordsoorten.
0100

Slide 22 - Poll

Over welke woordsoort(en) wil je nog extra uitleg?

Slide 23 - Woordweb