Plein M KGT 1 - 2.1

Plein M KGT 1 - 2.1
1 / 19
volgende
Slide 1: Tekstslide
Mens & MaatschappijMiddelbare schoolvmbo k, g, tLeerjaar 1

In deze les zitten 19 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 40 min

Onderdelen in deze les

Plein M KGT 1 - 2.1

Slide 1 - Tekstslide

T
Toetsvragen oefenen 

Slide 2 - Tekstslide

T.1) Waarom legden de Romeinen wegen?
A
voor de soldaten om snel te reizen
B
voor de auto's
C
om werk te bieden aan gewone mensen
D
om steden te verbinden met elkaar

Slide 3 - Quizvraag

Wat betekent het begrip: 'volk/volken/volkeren'?
A
afspraak, overeenkomst
B
gebied binnen een grens met een bestuur
C
samenwerking
D
grote groep mensen

Slide 4 - Quizvraag

T.2) In het Romeinse rijk waren wetten (regels) voor iedereen. Volken kregen dezelfde bescherming en rechten als de Romeinen. Waarom is dat?
A
om te zorgen dat iedereen belasting betaalde
B
om te zorgen dat alles goed verliep
C
om te zorgen dat volkeren niet in opstand kwamen
D
om te zorgen dat de politie werk had

Slide 5 - Quizvraag

T.3) Waarom wilde het Romeinse rijk de baas zijn over de zee?
A
voor de Romeinen als ze op vakantie willen
B
om groter te worden
C
als natuurlijke grens en om te kunnen zien als er oorlog komt
D
zo konden ze in een groot gebied handelen (economie)

Slide 6 - Quizvraag

T.4) Wat betekent het begrip: 'verdrag'?
A
afspraak
B
overeenkomst
C
samenwerking
D
grote groep mensen

Slide 7 - Quizvraag

Wat betekent het begrip: 'bondgenootschap'?
A
afspraak
B
overeenkomst
C
samenwerking
D
grote groep mensen

Slide 8 - Quizvraag

T.5) De Germanen woonden ten zuiden van de Rijn.
A
WAAR
B
NIET WAAR

Slide 9 - Quizvraag

T.5) De Romeinen bouwden forten om de grenzen te beschermen.
A
WAAR
B
NIET WAAR

Slide 10 - Quizvraag

T.5) Friezen en Bataven vormden een bondgenootschap.
A
WAAR
B
NIET WAAR

Slide 11 - Quizvraag

T.5) In het Romeinse rijk woonden de meeste inwoners op het platteland.
A
WAAR
B
NIET WAAR

Slide 12 - Quizvraag

T.6) Wat is het voordeel van een natuurlijke grens (zoals berg, zee, rivier, etc..)
A
extra versterking voor het land dus minder soldaten nodig
B
het ziet er mooi uit
C
meer water voor drinken en schoonmaken
D
goed voor de economie/handel

Slide 13 - Quizvraag

T.7) Wat betekent het begrip: 'romanisering'?
A
(oudheid) tweede tijdvak (3000 v.C. – 500 n.C.)
B
verspreiding van de Grieks-Romeinse cultuur
C
alles wat met het besturen van een rijk, land, provincie,
D
gemengde cultuur van Grieken en Romeinen in het Romeinse rijk

Slide 14 - Quizvraag

T.7) Wat betekent het begrip: 'politiek'?
A
baas van een groot rijk
B
verspreiding van de Grieks-Romeinse cultuur
C
alles wat met het besturen van een rijk, land, provincie,
D
iemand in dienst van een bestuur

Slide 15 - Quizvraag

T.9) Wat betekent het begrip: 'volk'?
A
grote groep mensen
B
gebied binnen een grens met een bestuur
C
iemand in dienst van een bestuur
D
baas van een groot rijk

Slide 16 - Quizvraag

T.9) Wat betekent het begrip: 'oudheid'?
A
gebied binnen een grens met een bestuur
B
tijd van Grieken en Romeinen (3000 v.C. – 500 n.C.)
C
gemengde cultuur van Grieken en Romeinen
D
verspreiding van de Grieks-Romeinse cultuur

Slide 17 - Quizvraag

T.9) Wat betekent het begrip: 'staat'?
A
samenleving met steden en platteland
B
alles wat met het besturen van een rijk, land, provincie,
C
gebied binnen een grens met een bestuur
D
iemand in dienst van een bestuur

Slide 18 - Quizvraag

T.10) Wat hebben de Romeinen overgenomen van de Grieken
A
soldaten
B
beelden
C
economie
D
tempels

Slide 19 - Quizvraag