In deze les zitten 39 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.
Lesduur is: 50 min
Onderdelen in deze les
Examentraining erfelijkheid
Slide 1 - Tekstslide
We gaan weer kort aanstippen:
Dominant en recessief
Intermediair overerven
X-chromosomaal overerven
Lethale factoren
Multipele allelen
Gekoppelde vererving
Stambomen
Slide 2 - Tekstslide
Maar eerst een paar kennisvraagjes....
Slide 3 - Tekstslide
Hoe ontstaan geslachtschromosomen?
A
Meiose
B
Mitose
Slide 4 - Quizvraag
Een bevruchte eicel is
A
haploid
B
diploid
C
triploid
Slide 5 - Quizvraag
Welke beschrijving hoort bij welk begrip?
Bevat informatie over één erfelijke eigenschap
Bestaat uit DNA en eiwitten
Is een variant van een gen
De stof die de code bevat over erfelijke eigenschappen
Chromosoom
Allel
DNA
Gen
Slide 6 - Sleepvraag
Hieronder is een deel van een nucleotideketen aangegeven. Schrijf het deel op dat bij deze keten hoort voor een volledig DNA-molecuul. TAGCAT
Slide 7 - Open vraag
Welke term wordt beïnvloed door zowel je DNA als je milieu?
A
genotype
B
fenotype
C
chromosomen
D
genexpressie
Slide 8 - Quizvraag
Een allel is een variant van een
A
basepaar
B
nucleotide
C
gen
D
chromosoom
Slide 9 - Quizvraag
Monohybride kruisingen
Slide 10 - Tekstslide
Monohybride kruising
Bij deze overerving is maar één genenpaar betrokken
Let op de notatie: is een allel dominant of recessief (A of a), of is er een intermediair fenotype (KAKA, KBKB, KAKB)
Slide 11 - Tekstslide
Bij cavia's is korte haren dominant over lange haren. Twee heterozygote cavia's paren met elkaar en krijgen jongen.
Welke verhouding in fenotypes verwacht je bij de nakomelingen?
A
100% lange haren
B
100% korte haren
C
25% lange haren / 75% korte haren
D
25% korte haren / 75% lange haren
Slide 12 - Quizvraag
Bij konijnen is de vachtkleur zwart dominant over wit. Een homozygoot zwart konijn wordt enkele malen gekruist met een wit konijn. Hoe groot is de kans op witte konijntjes?
A
100%
B
75%
C
50%
D
0%
Slide 13 - Quizvraag
Intermediair overerven
Slide 14 - Tekstslide
zwart : grijs : wit = 1:2:1
Er zijn drie fenotypen, dus er is een intermediair fenotype.
Zwart: KzKz, Wit: KwKw, Grijs: KzKw
Kruisingsschema maken van: KzKw x KzKw
Slide 15 - Tekstslide
Een zwarte muis en een witte muis krijgen grijze nakomelingen (de F1). Deze worden onderling met elkaar gekruist. Hoeveel procent van de nakomelingen in de F2 is grijs?
Slide 16 - Open vraag
Bij een runderras is de vachtkleur rood of wit of rood-wit gevlekt. De vachtkleur is een erfelijke eigenschap. Als een homozygoot rood rund wordt gekruist met een homozygoot wit rund zijn alle nakomelingen rood-wit gevlekt. Het fenotype van deze nakomelingen wordt intermediair genoemd.
Twee rood-wit gevlekte runderen worden met elkaar gekruist. Hoe groot is de kans op een witte nakomeling bij deze kruising?
A
0%
B
25%
C
50%
D
75%
Slide 17 - Quizvraag
Stambomen
Slide 18 - Tekstslide
Slide 19 - Tekstslide
Slide 20 - Tekstslide
Welke eigenschap is dominant, ziek of gezond? Leg uit hoe je dat kunt zien.
Slide 21 - Open vraag
Uit de resultaten van één bepaalde kruising is met zekerheid af te leiden, dat het gen voor korte haren dominant is.
Welke kruising is dit?
A
kruising 1 x 2
B
kruising 3 x 4
C
kruising 5 x 6
Slide 22 - Quizvraag
X-chromosomale overerving
Slide 23 - Tekstslide
X-chromosomale overerving
Sommige allelen liggen op het X-chromosoom.
Het Y-chromosoom is kort en bevat weinig informatie.
Vrouwen: XAXA of XAXa of XaXa
Mannen: XAY of XaY
Slide 24 - Tekstslide
Kleurenblindheid is een aandoening die X-chromosomaal recessief overdraagt. De vader van een zwangere, kleurenziende vrouw is kleurenblind. Haar man niet. Ze weten dat het kind een jongen wordt. Hoe groot is de kans dat hij kleurenblind is?
A
0%
B
25%
C
50%
D
100%
Slide 25 - Quizvraag
Lethale allelen
Slide 26 - Tekstslide
Letale allelen
Bij twee dominante allelen sterfte in een vroeg embryonaal stadium.
Bijv. bij manx katten wordt het ontbreken van de staart veroorzaakt door een dominant allel, wat letaal is als er twee van aanwezig zijn.
Slide 27 - Tekstslide
Twee Manx katten krijgen nakomelingen. Hoe groot is de kans dat het eerstgeboren jong een staart heeft?
A
25%
B
33%
C
67%
D
75%
Slide 28 - Quizvraag
Uitleg
De ouderkatten hebben geen staart, dus moeten wel Aa zijn (anders waren ze nooit geboren.)
Slide 29 - Tekstslide
Multipele allelen
Slide 30 - Tekstslide
Multipele allelen
Bij deze variant van overerving is er sprake van meerdere allelen (dus meer dan 2) per gen.
Een voorbeeld hiervan zijn de bloedgroepen.
Daar zijn 3 allelen bij betrokken, namelijk IA, IB en i.
Slide 31 - Tekstslide
Slide 32 - Open vraag
Een vrouw is voor de tweede keer getrouwd. Haar eerste echtgenoot had bloedgroep A en haar zoontje had type O. Haar tweede echtgenoot heeft type B en hun kind heeft type AB. Wat is het genotype van de vrouw?
Slide 33 - Open vraag
Janna heeft bloedgroep A. Haar moeder heeft bloedgroep O. Samen met Joost heeft ze 3 kinderen. Joost heeft bloedgroep A en is heterozygoot. Welke bloedgroepen kunnen er voorkomen bij de kinderen?
A
Bloedgroep A en bloedgroep B
B
Alleen bloedgroep A
C
Bloedgroep A en bloedgroep AB
D
Bloedgroep A en bloedgroep O
Slide 34 - Quizvraag
Dihybride kruisingen
Slide 35 - Tekstslide
Dihybride kruising
Kruising waarbij je naar de overerving van twee eigenschappen kijkt.
Niet gekoppeld: de genen liggen op verschillende chromosomen.
Bijv:
zwart is A, bruin is a
effen is B, gevlekt is b
Slide 36 - Tekstslide
Dihybride kruising
Gekoppelde overerving: twee eigenschappen die op hetzelfde chromosoom liggen.
De A en B worden dus altijd samen doorgegeven, net als a en b.
Slide 37 - Tekstslide
Bij de mens komen twee gekoppelde genen voor: A en B. Hoe groot is de kans dat een vader en een moeder met een chromosoompatroon zoals hiernaast een kind krijgen met genotype aaBb?