3.5 Afronden

                                   Welkom 
1 / 36
volgende
Slide 1: Tekstslide
WiskundeMiddelbare schoolvmbo b, kLeerjaar 1

In deze les zitten 36 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 15 min

Onderdelen in deze les

                                   Welkom 

Slide 1 - Tekstslide

Eerst even een terugblik
Afspraak:
Heb je nagedacht over het antwoord, dan duim omhoog!
We denken in stilte zodat iedereen een kans krijgt om op zijn/haar tempo na te denken over een antwoord.

Slide 2 - Tekstslide

Welke waarde heeft het cijfer 2 in het getal 342619
A
2
B
200
C
2000
D
20000

Slide 3 - Quizvraag

Wat hoort bij wat?
Product                                                                                              :
verschil                                                                                               x
som                                                                                                      -
quotiënt                                                                                             +

Slide 4 - Tekstslide

Wat moet je als eerste uitrekenen?
10 : 5 x 2
A
10 : 5
B
5 x 2

Slide 5 - Quizvraag

Wat moet je als eerste uitrekenen?
10 - 5 + 2
A
10 - 5
B
5 + 2

Slide 6 - Quizvraag

Welke getal ligt er tussen 4,5 en 4,6
A
4,50
B
4,45
C
4,55
D
4,65

Slide 7 - Quizvraag

Hoeveel decimalen hebben de volgende getallen?
64168,1
6,32498
2,34

Slide 8 - Tekstslide

Lesdoel
Je leert afronden op een bepaald decimaal en zinvol afronden. 

Slide 9 - Tekstslide

Afronden? Kijk naar het cijfer achter het decimaal waarop je moet afronden en dan:

Slide 10 - Tekstslide

Slide 11 - Tekstslide

Afronden decimale getallen
Hoe moet je 0,3820404 afronden op twee decimalen?




0 , 3 8 2 0 4 0 4

Slide 12 - Tekstslide

Afronden decimale getallen
Hoe moet je 0,3820404 afronden op twee decimalen?




0 , 3 8 2 0 4 0 4

Slide 13 - Tekstslide

Afronden decimale getallen
Hoe moet je 0,3820404 afronden op twee decimalen?




0 , 3 8 

Slide 14 - Tekstslide

Afronden decimale getallen
Hoe moet je 128,952932 afronden op 
1 decimaal?



128,952932

Slide 15 - Tekstslide

Afronden decimale getallen
Hoe moet je 128,952932 afronden op één decimaal?




1 2 8 , 9 5 2 9 3 2

Slide 16 - Tekstslide

Afronden decimale getallen
Hoe moet je 128,952932 afronden op één decimaal?




1 2 8 , 9 5 2 9 3 2

Slide 17 - Tekstslide

Afronden decimale getallen
Hoe moet je 128,952932 afronden op één decimaal?




1 2 8 , 9 5 2 9 3 2

Slide 18 - Tekstslide

Afronden decimale getallen
Hoe moet je 128,952932 afronden op één decimaal?




1 2 9 , 0

Slide 19 - Tekstslide

Afronden op ronde getallen
Omdat we het makkelijker vinden om 'ronde getallen' te gebruiken, ronden we grote getallen vaak af op:
  • honderdtallen
  • duizendtallen
  • tienduizendtallen
  • ...

Slide 20 - Tekstslide

Afronden op ronde getallen
Rond 6 639 af op een duizendtal. 
6 639

Slide 21 - Tekstslide

Afronden op ronde getallen
Rond 6 639 af op een duizendtal. 6 639 ligt dichter bij 7 000 dan bij 6 000. We ronden dus af naar 7 000. 
6 639

Slide 22 - Tekstslide

Zinvol afronden
Klas 1G gaat bootje varen op het IJsselmeer. In 1 bootje kunnen 7 leerlingen. Klas 1G heeft 23 leerlingen. Hoeveel bootjes moet de mentor reserveren?
23 : 7 = 3,2857 bootjes
Moet de mentor nu 3 of 4 bootjes huren?

Slide 23 - Tekstslide

Zinvol afronden
Klas 1G helpt het schoolfeest voor de brugklassers te organiseren. Tijdens het feest krijgt iedereen 1 zakje chips. Er zijn 119 brugklassers. In een uitdeelzak chips zitten 9 kleine zakjes. Hoeveel uitdeelzakken chips moet klas 1G inkopen?
119 : 9 = 13,222

Slide 24 - Tekstslide

Nu oefenen!

Slide 25 - Tekstslide

Rond af op 1 decimaal:
3,45

Slide 26 - Open vraag

Rond af op 1 decimaal:
0,34

Slide 27 - Open vraag

Rond af op 1 decimaal:
0,345

Slide 28 - Open vraag

Rond af op 2 decimalen:
0,345

Slide 29 - Open vraag

Rond af op 2 decimalen:
0,598

Slide 30 - Open vraag

Rond af op 3 decimalen:
1,2333333

Slide 31 - Open vraag

Rond af op 3 decimalen:
6,78940

Slide 32 - Open vraag

Rond af op 3 decimalen:
12,239876

Slide 33 - Open vraag

Wat betekent dit teken:

A
is gelijk aan
B
is ongeveer gelijk aan

Slide 34 - Quizvraag


Ik snap hoe ik moet afronden!
A
Ja, helemaal
B
Ja, ik geloof het wel
C
Nog niet helemaal
D
Nog helemaal niet

Slide 35 - Quizvraag

Einde uitleg...
En ga actief aan de slag met...


Slide 36 - Tekstslide