Lezen en Literaire begrippen - les 4

1 / 13
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

In deze les zitten 13 slides, met tekstslides.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Literaire begrippen
3 verhalen 3PAK
Toets over literaire begrippen (TW 2)

Slide 2 - Tekstslide

Doel
Ik kan uitleggen wat het verschil is tussen literatuur en lectuur.
Ik kan uitleggen wat het verschil is tussen fictie en non-fictie.

Slide 3 - Tekstslide

Fictie en non-fictie
Je hebt dagelijks te maken met zakelijke teksten als recensies, verslagen, brieven en brochures. Dat zijn niet-verzonnen teksten, ze behoren tot de non-fictie.

De informatie in deze teksten is over het algemeen eenduidig: er in één interpretatie.

Slide 4 - Tekstslide

Fictie en non-fictie
Naast zakelijke teksten zijn er veel vormen van fictie. Dat zijn verzonnen verhalen, bijvoorbeeld romans, jeugdboeken, films of soaps. Veel fictionele teksten rekenen we tot lectuur: ze dienen geen ander doel dan ontspanning en amusement.
Als ze ook een ander doel dienen behoren deze teksten tot de literatuur. Literaire teksten en gedichten zijn vaak meerduidig: je kunt ze op verschillende manieren interpreteren.

Slide 5 - Tekstslide

Literatuur vs. lectuur
Literatuur:
-Verzamelnaam voor alle soorten fictionele (verzonnen) teksten: proza 
  (=novellen en romans), poëzie, drama
-Doel: je laten nadenken -> kijk op jezelf of de werkelijkheid veranderen, 
  nieuwe inzichten verschaffen

Lectuur:
-Doel: amuseren



Slide 6 - Tekstslide

Literatuur - kenmerken
-Originaliteit: het werk voegt iets nieuws toe aan alles wat eerder is 
  geschreven.
-Onvoorspelbaarheid: het verhaal neemt een onvoorspelbare wending of de
  personages reageren anders dan dat je had verwacht.
-Stijl: de gebruikte taal is mooi of bijzonder, bijvoorbeeld door het gebruik   
  van beeldspraak en stijlfiguren.
-Diepere laag: de schrijver wil de lezer ergens over na laten denken, 
 onder het verhaal schuilt een diepere boodschap.



Slide 7 - Tekstslide

Fictie en werkelijkheid
Fictionele teksten kunnen verwijzen naar of gebaseerd zijn op de werkelijkheid. De schrijver is niet gebonden aan die werkelijkheid, hij schrijft immers fictie. Hij kan de werkelijkheid aanpassen door dingen weg te laten of toe te voegen.

We onderscheiden de eerste, de tweede en de derde werkelijkheid.

Slide 8 - Tekstslide

Fictie en werkelijkheid
  • Eerste werkelijkheid: feitelijk werkelijkheid, zoals in een encyclopedie
  • Tweede werkelijkheid: werkelijkheid van de schrijver. Hij interpreteert de werkelijkheid en geeft er zijn visie op.
  • Derde werkelijkheid: werkelijkheid van de lezer. De lezer interpreteert het verhaal en creëert zo zijn eigen werkelijkheid.

Slide 9 - Tekstslide

Literatuur beoordelen
Om literatuur te beoordelen kun je verschillende soorten argumenten gebruiken.
  • esthetisch: je vindt een tekst mooi, lelijk, verrassend, origineel,...
  • moreel: je vindt de verhaalfiguren goed of slecht
  • structureel: je vindt dat de tekst logisch of juist onsamenhangend is
  • literair-historisch: je vindt dat de tekst (niet) goed aansluit bij feiten uit de geschiedenis
  • emotioneel: de tekst roept bepaalde gevoelens bij je op

Slide 10 - Tekstslide

Literatuur beoordelen
Om literatuur te beoordelen kun je verschillende soorten argumenten gebruiken.
  • realistisch: je vindt dat de tekst wel/geen realistisch beeld van de werkelijkheid geeft
  • intentioneel: je vindt dat de schrijver wel/geen duidelijke boodschap heeft met zijn verhaal
  • stilistisch: je vindt de stijl en formulering mooi, lelijk, verrassend, ...

Slide 11 - Tekstslide

opdracht (samen)
Lezen tekst 2 (blz 174) + tekst 5 (blz 177/178)
Maken opdracht 2 + 4

Slide 12 - Tekstslide

3PAK

Lezen tekst 1

Slide 13 - Tekstslide