Dagen van Gras

Literatuur
1 / 46
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 4

In deze les zitten 46 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 2 videos.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Literatuur

Slide 1 - Tekstslide

Verhalen
Verhalen zijn altijd en overal. 
Je maakt iets wat complex en abstract is, toch begrijpelijk voor een groot publiek.

(beeld: Een verhaal uit de Decamerone (1916), John Waterhouse)

Slide 2 - Tekstslide

Teksten
Waar of niet waar?
Non-fictie of fictie?

Slide 3 - Tekstslide

Non-fictie
Non–fictionele teksten verwijzen naar zaken die betrekking hebben op de werkelijkheid. 
De lezer  verwacht  dat de schrijver zich aan de feiten houdt en de waarheid schrijft. 

Slide 4 - Tekstslide

Fictie
Fictie is een verhaal of tekst, dat/die niet op de werkelijkheid is gebaseerd. 
De schrijver van fictie neemt de werkelijkheid als uitgangspunt maar verzint er dingen bij of laat personen of gebeurtenissen weg. In fictionele teksten bepaalt de schrijver wat werkelijkheid is en staat de verbeelding centraal.

Slide 5 - Tekstslide

Fictie en non-fictie

Slide 6 - Tekstslide


A
fictie
B
non fictie

Slide 7 - Quizvraag

Fictie of non-fictie?
A
Fictie
B
Non-fictie

Slide 8 - Quizvraag


A
Fictie
B
Non-fictie

Slide 9 - Quizvraag

Literatuur
Verhalen waaraan een bijzondere waarde wordt toegekend.
Literatuur wordt tot de kunst gerekend.
Literaire schrijvers hebben artistieke erkenning Het oordeel van kenners en recensenten speelt hierbij een belangrijke rol. 

Slide 10 - Tekstslide

Literatuur
Literaire teksten zijn anders dan andere teksten. Ze zijn meerduidig. Zakelijke teksten zijn eenduidig. 

  • Eenduidig = de informatie wordt zo duidelijk mogelijk aan jou gepresenteerd. Je hebt na afloop geen vragen meer. 
  • Meerduidig = dingen zijn niet direct duidelijk (open plekken), niet alles is zwart/wit, goed/fout, je kan het verhaal verschillende betekenissen geven. 

Slide 11 - Tekstslide

Literatuur
  • Het lezen van literaire teksten vraagt om een actieve leeshouding.
  • Nadruk ligt op taalgebruik dat afwijk van het alledaagse taalgebruik.

Slide 12 - Tekstslide

Lectuur
  • Een verzamelnaam voor boeken, tijdschriften enz
  • Minder diepgaand... 

Slide 13 - Tekstslide

Literatuur
Lectuur 
(niet literair)
eenvoudig taalgebruik
Voorspelbare afloop
diepgang
nodigt uit tot nadenken
vaste rolpatronen
artistieke erkenning
roept vragen op

Slide 14 - Sleepvraag

Literatuur - waarom lezen we?
  • Lezen maakt ons slimmer (waarnemen, taalvaardigheid, redeneren, geheugen, analyseren en interpreteren)
  • Lezen prikkelt je verbeelding (sociaal inlevingsvermogen)
  • Lezen is goed voor je concentratievermogen
  • Wie leest is slim, begripvol en heeft humor.

Slide 15 - Tekstslide

Wat is literatuur?

Slide 16 - Woordweb

Foregrounding
Vormen van taalgebruik die foregrounding kunnen bewerkstelligen:
--> Stijlfiguren (bewuste afwijkingen van normaal taalgebruik)
--> Beeldspraak (figuurlijk taalgebruik)

“Waar een half jaar geleden nog een biljartzaal was met zes van die groene weilanden op bruine balpoten, een beetje geheimzinnig onder laaghangende stalen lampenkappen, staat nu een podium volgestouwd met geluidsapparatuur en microfoons.”

Slide 17 - Tekstslide

Slide 18 - Video


Dagen van gras

Philip Huff

Slide 19 - Tekstslide

fictie 
Dagen van gras is een fictief verhaal met de werkelijkheid als uitgangspunt. Dat komt terug in de verschillende ruimten, bijvoorbeeld:

Zwolle
Amsterdam
Engeland
Den Dolder

Het blijft een VERZONNEN verhaal.

Slide 20 - Tekstslide


Dagen van gras

Is het verhaal van de achttienjarige Ben. Hij woont na zijn ontslag uit een psychiatrische kliniek in 'De Dwars', een steunwoning voor adolescenten. Hij blikt terug op zijn kindertijd en op hoe hij in De Dwars is beland.

Slide 21 - Tekstslide

belangrijkste personages
  • Ben van Deventer
  • Bens grootvader 
  • Bens moeder
  • Bens vader
  • Tom Samson
  • Anna

Slide 22 - Tekstslide

titel

De titel Dagen van gras is ontleend aan een album van de Nederlandse zanger Spinvis: Dagen van gras, dagen van stro.

Slide 23 - Tekstslide

Slide 24 - Video

Dagen van gras
verwijst naar
  • de kindertijd van Ben: hij leefde vroeger in dagen van gras, omdat hij op het platteland woonde.
  • de tijd waarin Ben drugs gebruikte. Met gras wordt het geestverruimende gras, de wiet, bedoeld.
  • de dagen die Ben zonder de lijfelijke aanwezigheid van zijn vader moet doorbrengen. ".... You can see me in the tall trees and the grass that surround you..." (afscheidsbrief van Bens vader)

Slide 25 - Tekstslide

vijf centrale onderwerpen/thema's/ motieven

  1. vriendschap
  2. psychose
  3. schizofrenie
  4. drugsgebruik
  5. muziek

Slide 26 - Tekstslide

toelichting schizofrenie en psychose
schizofrenie = 'gespleten geest' --> 
  • waanbeelden
  • stemmings- en gedragstoornissen
  • slaapproblemen
  • vaststelling na psychose
psychose = psychiatrische aandoening waarbij patiënt het normale contact met de werklijkheid (gedeeltelijk) kwijt is.

Slide 27 - Tekstslide

overkoepelend thema
  • Wat zou het overkoepelende thema kunnen zijn? Waar wil de schrijver je over na laten denken?
  • Het boek gaat over de volwassenwording van Ben. De schrijver wil je na laten denken over wat volwassenworden met schizofrenie zou kunnen betekenen voor je leven.

Slide 28 - Tekstslide

vijf centrale onderwerpen/thema's/motieven
  1. vriendschap
  2. psychose
  3. schizofrenie
  4. drugsgebruik
  5. muziek
Probeer voor elk onderwerp uit te leggen of het om een thema of om een motief van dit boek gaat.

Slide 29 - Tekstslide

motieven 
Noem een concreet motief en een abstract motief uit Dagen van gras en leg uit waarom het een concreet/abstract motief is.

Slide 30 - Tekstslide

opbouw
  • proloog + zeven genummerde hoofdstukken + epiloog
  • proloog: tegenwoordige tijd, ik-persoon stelt zich voor en kondigt aan zijn levensverhaal te gaan vertellen
  • hoofdstukken: verleden tijd, ik-persoon beschrijft zijn leven
  • epiloog: tegenwoordige tijd, je-vorm, gedetailleerde beschrijving wandeling naar Weldra

Slide 31 - Tekstslide

spanning

Door de volgende open plekken:
  • Hoe is Ben in De Dwars terechtgekomen?
  • Wat is er met hem gebeurd?
  • Hoe heeft dat kunnen gebeuren?
  • Tom

Slide 32 - Tekstslide

perspectief
  • ik-vorm en je-vorm wisselen elkaar af
  • je-vorm voornamelijk als Ben in een trip zit, ook in de epiloog

Slide 33 - Tekstslide

ontknoping
  • Ben probeert Tom te bellen en krijgt geen gehoor. Daarop belt hij zijn moeder. Pieter, de tuinman, neemt op: 
  •                     "Hoe bedoel je, met z'n tweeën?"
  • Anna doet Ben beseffen dat hij Tom verzonnen heeft door te zeggen dat zij ook zaken verzonnen heeft: 
  •                    "Uit woede. En uit verdriet. Omdat ik een boeman nodig had om                       te haten. Omdat ik me toe-eigende wat ik nodig had."

Slide 34 - Tekstslide

taal en stijl
  • spreektaal: stopwoordjes als 'man', 'ofzo' en 'echt' -->     "Man, mijn grootvader had het talent...."
  • platte woorden/krachttermen
  • metaforen: o.a. schaken
  • echtheid vergroten: "Of had ik dat al verteld?"
  • uitgebreide beschrijvingen van muziek (Beatles)

Slide 35 - Tekstslide

Dagen van Gras
Lees de eerste 40 bladzijden.

Slide 36 - Tekstslide

Slide 37 - Tekstslide

Slide 38 - Link

Filmpje
We gaan samen een liedje beluisteren, waarop de titel van het boek gebaseerd is. 

  1. Noteer stil voor jezelf: wat heeft dit liedje met het boek te maken?
  2. Verklaar de titel van het boek.

Slide 39 - Tekstslide

Lezers hebben bepaalde verwachtingen bij het lezen van een literaire tekst. Welke verwachtingen?

Slide 40 - Open vraag

Verwachtingen
Voor het lezen: 
  • gehoord van anderen 
  • genre
  • titel en boekomslag
  • achterflap
Tijdens het lezen: 
  • suggesties en vermoedens 
  • identificatie 

Slide 41 - Tekstslide

Verwachtingen
 - genre -
Bij een detective verwacht de lezer dat de misdadiger ontmaskerd wordt. 
Bij een liefdesverhaal verwacht de lezer een happy end. 

Slide 42 - Tekstslide

Verwachtingen
 - mentaal schema - 
Je verwacht dat gebeurtenissen op een bepaalde manier verlopen.
Je verwacht dat mensen zich op een bepaalde manier gedragen. 

Zo krijg je verwachtingen over hoe personages in een bepaalde situatie zullen gaan reageren. 

Slide 43 - Tekstslide

Verwachtingen
 - samenhang -
Je verwacht dat zinnen op elkaar aansluiten.
Je verwacht dat er een logische en chronologische volgorde tussen de gebeurtenissen is.
Op deze manier kun je betekenis toekennen aan een tekst.

Slide 44 - Tekstslide

Jij als lezer
Je hebt waarschijnlijk een voorkeur voor bepaalde boeken. Iedereen kan een andere smaak hebben. Die smaak blijft niet altijd hetzelfde. Je maakt smaakontwikkeling door. Dat wil zeggen: je blijft niet  altijd dezelfde boeken leuk/mooi vinden. 

Slide 45 - Tekstslide

Jij als lezer
Smaakverschillen - daarbij spelen de volgende factoren: 
  • leeftijd
  • opleiding
  • etnische achtergrond
  • geaardheid

Slide 46 - Tekstslide