Unit 3 lesson 4 Passive

The Passive (herhaling)

1 / 51
volgende
Slide 1: Tekstslide
EngelsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

In deze les zitten 51 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 40 min

Onderdelen in deze les

The Passive (herhaling)

Slide 1 - Tekstslide

Wat is een passieve zin?
Een zin waarin het onderwerp iets ondergaat, dus zelf NIKS doet, bijvoorbeeld:
De tas werd gekocht

Slide 2 - Tekstslide

Hoe ziet de passive eruit?
  • Een vorm van TO BE (en die betekent hier: WORDEN)
  • gevolgd door een voltooid deelwoord (werkwoord + ed, of het 3e rijtje van de onregelmatige werkwoorden)

Slide 3 - Tekstslide

Hoe maak je een zin passief?
  • KIJK GOED NAAR DE ACTIEVE ZIN (bv. I open the door)
  • WAT IS HET LIJDEND VOORWERP OF MEEWERKEND VOORWERP? 
  • DIT WORDT HET ONDERWERP VAN DE LIJDENDE ZIN 

VOORBEELD: I OPEN THE DOOR
LIJDEND VOORWERP: THE DOOR

Slide 4 - Tekstslide

Pak alvast je tweede device!

Slide 5 - Tekstslide

STAP 1: Wat is het lijdend voorwerp in deze zin:
I press the button

Slide 6 - Open vraag

THE BUTTON wordt dan het onderwerp in de passieve zin

Slide 7 - Tekstslide

Stap 2: Bepaal de tijd waar de zin in staat

Slide 8 - Tekstslide

In welke tijd staat de zin: I press the button
A
Past simple
B
present simple

Slide 9 - Quizvraag

De actieve en de passieve zin moeten in dezelfde tijd staan, in dit geval de present simple

Slide 10 - Tekstslide

I press the button
Je hebt nu het onderwerp van de passieve zin bepaald:
THE BUTTON
En de tijd waarin deze zin staat is: de present simple
De vorm van TO BE moet in dit geval in de present simple staan

Slide 11 - Tekstslide

Welke vorm van to be heb je nodig voor de passive van I PRESS THE BUTTON?
The button..
A
Is
B
Are
C
Am

Slide 12 - Quizvraag

De laatste stap: de vorm van to be wordt gevolgd door het voltooid deelwoord van de persoonsvorm/het hoofdwerkwoord van de actieve zin, in dit geval wordt press PRESSED

Slide 13 - Tekstslide

Active: I press the button
Passive: the button is pressed by me

Slide 14 - Tekstslide

De stappen
1. Bepaal het lijdend voorwerp of meewerkend voorwerp van de actieve zin
2. Bepaal de tijd van de actieve zin. De vorm van TO BE moet in deze tijd staan
3. Volg de vorm van to be door het voltooid deelwoord van de persoonsvorm van de ACTIEVE zin (ww + ed of 3e rijtje)

Slide 15 - Tekstslide

Present simple: am/is/are + voltooid deelwoord

Active - I open the door
Passive: the door is opened by me
Active: I don't open the door
Passive: the door isn't opened by me

Slide 16 - Tekstslide

Past simple: was/were + voltooid deelwoord
Active: I opened the door
Passive: the door was opened by me
Active: I didn't open the door
Passive: the door wasn't opened by me

Slide 17 - Tekstslide

Nu jullie! Maak de volgende zinnen PASSIEF
Pak de tweede device er maar weer bij

Slide 18 - Tekstslide

Kies de juiste Passive:

Active: I learnt the passive!
A
The passive was learnt by me.
B
The passive was being learnt by me.
C
The passive learned me
D
The passive had been learnt by me.

Slide 19 - Quizvraag

Choose the correct passive form:
The shop ____ yesterday.
A
was opened
B
is being opened
C
has been opened
D
is opened

Slide 20 - Quizvraag

Active =The dog was eating my homework.
Passive =
A
My homework was eating the dog.
B
My homework was being eaten by the dog.
C
My homework is being eaten by the dog.
D
My homework was eaten by the dog.

Slide 21 - Quizvraag

Active = I work on my essay.
Passive =
A
My essay was worked on by me.
B
My essay is worked on by me.

Slide 22 - Quizvraag

Active: They were loading the ship.

Passive:
A
The ship is being loaded.
B
The ship was being loaded.
C
The ship is going to be loaded.
D
The ship has been being loaded.

Slide 23 - Quizvraag

Which of the following is an example of present simple passive?
A
The cake was baking by the chef.
B
The chef is baking the cake.
C
The chef bakes the cake.
D
The cake is baked by the chef.

Slide 24 - Quizvraag

Make a passive:
Lots of books ... (buy) every year.
A
are bought
B
is bought
C
were bought
D
have been bought

Slide 25 - Quizvraag

Use past simple passive:
The film ...................(shoot) in Texas.
A
was shooting
B
was shot

Slide 26 - Quizvraag

Use past simple passive:
The school ......................in 1991.( build)
A
was being built
B
was built

Slide 27 - Quizvraag

Kies de juiste Passive:
Active: The teacher explained the passive
A
The passive was explained by the teacher
B
The passive is explained by the teacher
C
The teacher is being explained the passive
D
The passive is explaining the teacher

Slide 28 - Quizvraag

Wat is een correcte Passive?
A
The class transforms
B
The class has transformed
C
The class is transforming
D
The class is transformed

Slide 29 - Quizvraag

Make passive:
The project ........................... (launch) in 2019
A
is launched
B
was launched
C
launched
D
has launched

Slide 30 - Quizvraag

Active = She pays a lot of money.
Passive =
A
A lot of many has been payed by her
B
A lot of money is being payed by her
C
A lot of money is payed by her
D
A lot of money is going to be payed by her

Slide 31 - Quizvraag

Linking words (te vinden vanaf blz 116 van je kleine boekje)

Slide 32 - Tekstslide

Wat zijn linking words?
A
Voorzetsels
B
Voornaamwoorden
C
Voegwoorden
D
Lidwoorden

Slide 33 - Quizvraag

linking words
to add information
A
and
B
because
C
first
D
however

Slide 34 - Quizvraag

linking words
to show contrast
A
and
B
because
C
first
D
however

Slide 35 - Quizvraag

Which linking worda express time?
A
as soon as
B
during
C
because
D
thus

Slide 36 - Quizvraag

Linking words to show: ORDER
A
Especially
B
Furthermore
C
While
D
Subsequently

Slide 37 - Quizvraag

Linking word to show: EMPHASIS
A
Furthermore
B
Unlike
C
Previously
D
Obviously

Slide 38 - Quizvraag

Which one is not a linking word?
A
because
B
article
C
therefore
D
as a result

Slide 39 - Quizvraag

Welke van deze is GEEN linking word van tegenstelling?
A
even so,
B
however,
C
consequently
D
despite

Slide 40 - Quizvraag

Which linking word/s = effect?
A
So
B
Since
C
Within
D
Also

Slide 41 - Quizvraag

Welke zin heeft geen linking word?
A
The job was boring so I resigned.
B
He did not stop working although it was midnight.
C
I'm hungry but the fridge in empty.
D
He must have been angry, the window was broken.

Slide 42 - Quizvraag

Welke 'linking words' gebruik je om meer informatie te geven?
A
also
B
first
C
however
D
too

Slide 43 - Quizvraag

linking word
Welke is GEEN tegenstelling?
A
but
B
instead
C
as a result
D
whereas

Slide 44 - Quizvraag

Linking word to show: CAUSE
A
importantly
B
that's why
C
nonetheless
D
finally

Slide 45 - Quizvraag

Which linking words show contradiction (tegenstelling)?
A
still
B
though
C
because
D
so as to

Slide 46 - Quizvraag

Linking word to show: CONTRAST
A
Whereas
B
Besides
C
Following
D
Without a doubt

Slide 47 - Quizvraag

Welke van de volgende 'linking words' geeft een reden aan?
A
until
B
because
C
before
D
but

Slide 48 - Quizvraag

Welk linking word gebruik je om een volgorde aan te geven?
A
moreover
B
lastly
C
for instance
D
instead

Slide 49 - Quizvraag

Welke Linking word brengt focus aan?
A
To sum up,
B
Once
C
In particular / particularly
D
At last

Slide 50 - Quizvraag

Welk linking word gebruik je om een gevolg aan te geven?
A
so
B
such as
C
even so
D
yet

Slide 51 - Quizvraag