Zenuwstelsel

Zenuwstelsel
                                Leerpad 9
1 / 35
volgende
Slide 1: Tekstslide
Verpleging en verzorgingMBOStudiejaar 1

In deze les zitten 35 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 2 videos.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Zenuwstelsel
                                Leerpad 9

Slide 1 - Tekstslide

Je zenuwstelsel bestaat uit het centrale zenuwstelsel en het

Slide 2 - Open vraag

Hoe noemen we hersenen en ruggenmerg samen?
A
Zenuwstelsel
B
Hersenstelsel
C
Centraal zenuwstelsel
D
autonoom zenuwstelsel

Slide 3 - Quizvraag

'De hersenen zijn onderdeel van het centraal zenuwstelsel.' Waaruit bestaat het czs nog meer?
A
zenuwen
B
ruggenmerg
C
armen en benen
D
hele lichaam

Slide 4 - Quizvraag

Wat is de functie van het zenuwstelsel?
A
stoffen vervoeren
B
je lichaam stevig houden
C
zorgen dat alle orgaanstelsels goed samenwerken
D
voedingsstoffen opnemen

Slide 5 - Quizvraag

Zenuwstelsel = regelcentrum
Je hersenen ontvangen informatie (prikkels) van je zintuigen en verwerken deze informatie.
De informatie komt via de zenuwen bij de hersenen.

Hersenen + ruggenmerg + zenuwen noemen we het zenuwstelsel.

Slide 6 - Tekstslide

Functie zenuwstelsel
  • Voelen
  •  Bewegen van spieren
  • Bewust zijn van je omgeving
  • Kunnen slapen en wakker zijn
  • Kunnen praten
  • Begrijpen wat je hoort

 Bij alle activiteiten die je onderneemt is het zenuwstelsel betrokken.

Slide 7 - Tekstslide

Functie zenuwstelsel
  • Vegetatieve functies (individu in leven houden)
ademhaling, bloeddruk en peristaltiek
Het vegetatieve (onwillekeurige of autonome) zenuwstelsel

  •  Animale functies (individu -> omgeving)
Voelen, bewegen, cognitieve functies, emoties en gedrag
Willekeurig zenuwstelsel

Slide 8 - Tekstslide

De verdeling willekeurig / onwillekeurig zegt iets over.....
A
functie
B
anatomie

Slide 9 - Quizvraag

Wat is juist?
A
willekeurig: bepaal je zelf onwillekeurig: bepaal je niet
B
willekeurig: bepaal je niet onwillekeurig: bepaal je zelf

Slide 10 - Quizvraag

P: perifere zenuwen

C: hersenen en 
ruggenmerg

Slide 11 - Tekstslide

ANATOMISCHE INDELING
FUNCTIONELE INDELING
WAAR?
WAT DOET HET?
RUGGENMERG
VECHT -of VLUCHTREACTIE

Slide 12 - Sleepvraag

Het perifere zenuwstelsel is verantwoordelijk voor
A
Prikkels verwerken
B
Vervoeren van prikkels
C
Bewustwording prikkels
D
Regelen de bloeddruk

Slide 13 - Quizvraag

Als je parasympathische zenuwstelsel meer doet dan je sympatische zenuwstelsel, dan ben je...
A
in rust
B
in actie

Slide 14 - Quizvraag

Wat past bij een sympatische werking van het zenuwstelsel?
A
Vernauwde pupillen
B
Vertraagde hartslag
C
Vertraagde ademhaling
D
Vertraagde spijsvertering

Slide 15 - Quizvraag

Het autonome zenuwstelsel werkt
A
zonder onze wil
B
door aansturing van bloedvaten
C
in samenwerking met het hart
D
het willekeurige zenuwstelsel

Slide 16 - Quizvraag

Welk onderdeel van het zenuwstelsel is geen onderdeel van het centraal zenuwstelsel
A
Ruggenmerg
B
Grote hersenen
C
Hersenstam
D
Zenuwen

Slide 17 - Quizvraag

Indeling volgens de bouw
centrale zenuwstelsel
perifere zenuwstelsel
hersenen
ruggenmerg
hersenzenuwen
ruggenmergzenuwen

Slide 18 - Sleepvraag

Indeling volgens de functie 
willekeurig zenuwstelsel
onwillekeurig zenuwstelsel
staat onder invloed van de wil
omvat de bewuste reacties
staat niet onder invloed van de wil
omvat de onbewuste reacties

Slide 19 - Sleepvraag

wat is juist?
A
sympatisch zs; rem parasympatisch zs: gaspedaal
B
sympatisch zs: gaspedaal parasympatisch zs: rem

Slide 20 - Quizvraag

                indeling zenuwstelsel
perifeer zenuwstels
centraal zenuwstelsel
autonoom (onwillekeurig) zenuwstelsel
willekeurig zenuwstelsel
sympatisch zenuwstelsel (actie)
parasympatisch zenuwselsel (rust)

Slide 21 - Sleepvraag

Het perifeer zenuwstelsel bestaat uit het willekeurige + onwillekeurige zenuwstelsel
A
juist
B
onjuist

Slide 22 - Quizvraag

Het sympatisch zenuwstelsel is actief als het lichaam in rust is
A
juist
B
onjuist

Slide 23 - Quizvraag

Slide 24 - Video

Slide 25 - Tekstslide

Zenuwcellen
1: Neuron = zenuwcel
2: korte uitloper ontvangt prikkel
3: Lange uitloper (axon)
4: Myelineschede
5: Prikkel overdragen op spierweefsel

Slide 26 - Tekstslide

Slide 27 - Tekstslide

Een sensorisch neuron loopt van perifere zenuwstelsel naar het centrale zenuwstelsel
A
waar
B
niet waar
C
Beide
D
nee andersom

Slide 28 - Quizvraag

Slide 29 - Tekstslide

Slide 30 - Tekstslide

EENRICHTINGSVERKEER! 

Slide 31 - Tekstslide

wat is geen onderdeel van een zenuwvezel?
A
neuriet
B
celkern
C
myelineschede
D
dendriet

Slide 32 - Quizvraag

Wat is de functie van een neurotransmitter?
A
Overbrengen van hormoonprikkels
B
Overbrengen van zenuwprikkels
C
Een cellaag dat zenuwen verbind
D
Glucagon afgeven

Slide 33 - Quizvraag

Slide 34 - Tekstslide

Slide 35 - Video