Ziekteleer EHBO Les 1 2021

Ziekteleer Blok 3, EHBO 2021
1 / 19
volgende
Slide 1: Tekstslide
WelzijnMBOStudiejaar 1

In deze les zitten 19 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

Onderdelen in deze les

Ziekteleer Blok 3, EHBO 2021

Slide 1 - Tekstslide

Heeft er iemand een EHBO diploma of cursus gevolgd? Of EHBO verleend?

Slide 2 - Open vraag

Jaap een cliënt met een slokdarm vernauwing heeft zich verslikt. Je hoort hem piepend ademen en ziet dat hij blauw aanloopt. Je roept je collega erbij, terwijl je ondertussen Jaap fiks tussen zijn schouderbladen slaat. Jaap hoest flink en er komt een stuk appel naar buiten. Pfff denk je opgelucht dat is gelukkig goed afgelopen, want had in nou de rautek of Heimlich moeten doen wanneer de appel niet los was gekomen?!?

Slide 3 - Tekstslide

Op je stage kun je te maken krijgen met een ongeval. Waarom is het belangrijk dat je in z'n situatie overzicht hebt?

Slide 4 - Open vraag

Waarom moet je in z'n situatie kunnen improviseren?

Slide 5 - Open vraag

Raak je snel in paniek of blijf je juist rustig. Noem daarbij 3 redenen waarom je denkt dat het belangrijk is om rustig te blijven.

Slide 6 - Open vraag

Wat is het verschil tussen EHBO-er en BHV-er?

Slide 7 - Open vraag

Eerste hulp verlenen
Als je te maken krijgt met een ongeval op je werk, dan ben je er niet met alleen het verlenen van de juiste eerste hulp. Er is veel meer nodig. Wat je moet kennen en/of kunnen is:

1. situaties overzien;
2. de aard en de ernst van het letsel inschatten;
3. prioriteiten stellen (wat moet als eerste gebeuren, wat daarna);
4. de juiste eerste hulp verlenen;
5. improviseren;
6. problemen oplossen.

Slide 8 - Tekstslide

Improviseren
Vaak moet je  improviseren. Dit betekent dat je moet reageren op een onverwachte situatie. Bij een ongeval kunnen zich allerlei situaties voordoen. Wat voor de ene situatie geldt, geldt niet voor een andere. Belangrijke vragen zijn:

1. Wat is de aard van het ongeval en hoe ernstig is de situatie?
2. Zijn er andere cliënten aanwezig of niet?
3. Hoe reageren andere cliënten? Reageren ze rustig of zijn ze angstig en paniekerig?
4. Is er andere (deskundige) hulp aanwezig of niet? Moet je alles alleen doen of kun je taken verdelen?

Slide 9 - Tekstslide

Slide 10 - Video

Basis richtlijnen
1. Let op gevaar.
2. Ga na wat er is gebeurd en wat het slachtoffer mankeert.
3. Stel het slachtoffer gerust en zorg voor beschutting.
4. Zorg voor deskundige hulp.
5. Help het slachtoffer op de plaats waar hij ligt of zit.

Slide 11 - Tekstslide

Welke organen zijn van levensbelang voor een mens
A
Hersenen en longen
B
Longen en hart
C
Hersenen, longen en hart
D
Huid, longen en hart

Slide 12 - Quizvraag

Waarom zijn de longen, hersenen en het hart van levensbelang?

Slide 13 - Woordweb

De hersenen zorgen voor het bewustzijn, de longen voor de ademhaling en het hart zorgt voor de bloedsomloop. De drie organen samen worden de vitale organen genoemd.
Belangrijk is dat een verstoring van een van de vitale organen:
1. snel levensbedreigend is.
2. vaak stoornissen in de andere vitale organen tot gevolg heeft.

Slide 14 - Tekstslide

Een stoornis in de vitale functies is levensbedreigend. Welke signalen wijzen op een stoornis in de vitale functies?

Slide 15 - Woordweb

Vitale functies
Een stoornis in de vitale functies is levensbedreigend. Signalen die wijzen op een stoornis in de vitale functie, zijn:
1. het slachtoffer ademt niet of haalt slechts met moeite adem;
2. er sprake is van bewusteloosheid of een verminderd bewustzijn bij het slachtoffer;
3. het slachtoffer verliest in korte tijd veel bloed:
4. de hartslag is nauwelijks of niet voelbaar.


Een stoornis in de vitale functies moet je altijd zo snel mogelijk verhelpen. Ga hierbij uit van het ABC van de eerstehulpverlening

Slide 16 - Tekstslide

Waar staat ABC voor bij de eerste hulpverlening?

Slide 17 - Open vraag

BHV = bedrijfshulpverlening
BHV =  de hulp die wordt verleend bij ongewenste gebeurtenissen in een organisatie die de veiligheid en/of gezondheid van de werknemers, cliënten en andere aanwezigen bedreigen.
Ieder bedrijf is verplicht een BHV te hebben, (afgestemd op grootte van het bedrijf en de risico's. 
In de Arbowet wordt beschreven wat een BHV’er moet doen. Zijn taken zijn:
1. eerste hulp bij ongevallen geven;
2. brand bestrijden en gevolgen van ongevallen beperken;
3. in noodsituaties alle personen in het bedrijf alarmeren en evacueren.

Als de BHV’er de brand of het ongeval niet (meer) aankan, moet de werkgever ervoor zorgen dat er hulp van buiten het bedrijf wordt ingeroepen: politie, brandweer of ambulance.

Slide 18 - Tekstslide

Volgorde van hulp
Je moet het eerst reageren op wat het meest levensbedreigend is. Een slachtoffer zal eerder overlijden aan een ernstig belemmerde luchtweg (stikken) dan aan een niet-normale ademhaling of aan ernstig bloedverlies.

De juiste volgorde van controle is dus:
Airway: is de luchtweg vrij of is die belemmerd door een verslikking of bewusteloosheid?
Breathing: is de ademhaling normaal?
Circulation: is er ernstig inwendig of uitwendig bloedverlies?

Pas nadat je een stoornis in de vitale functies hebt verholpen kun je, in afwachting van deskundige hulp, iets doen aan ander letsel.

Slide 19 - Tekstslide