Lezen 2.3 en 3.3 les 6

Programma
  1. Drie nieuwe schooltaalwoorden
  2. Herhalen van alle lesstof
  3. Test jezelf §2.3
  4. Leesboek lezen (school)
1 / 23
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 1

In deze les zitten 23 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

Programma
  1. Drie nieuwe schooltaalwoorden
  2. Herhalen van alle lesstof
  3. Test jezelf §2.3
  4. Leesboek lezen (school)

Slide 1 - Tekstslide

citeren

Slide 2 - Tekstslide

citeren
zin of stukje zin letterlijk overschrijven uit de tekst



"Twee woorden ... twee woorden."


Slide 3 - Tekstslide

de toelichting

Slide 4 - Tekstslide

de toelichting
uitleggen of
zeggen waarom je iets denkt of vindt

Slide 5 - Tekstslide

toepassen

Slide 6 - Tekstslide

toepassen
leerstof in een opdracht gebruiken


Slide 7 - Tekstslide

Ik ken de nieuwe woorden
Ja, alle 3
Ik ken er 2
Ik ken er 1
Nee, geen

Slide 8 - Poll

§1.3+§2.3+§3.3 Lezen
Verkennend en nauwkeurig lezen
titel en tussenkopjes
onderwerp, deelonderwerp en alinea's
feiten en meningen
opsommend tekstverband + signaalwoorden
tekstdelen en tekstopbouw
kernzin, hoofd- en bijzaken
hoofdgedachte 
tegenstellend tekstverband + signaalwoorden

Slide 9 - Tekstslide

Sleep de juiste onderdelen naar de juiste tekstopbouw
Tweedeling
Driedeling
Hoofdzaken
Bijzaken
Hoofdgedachte
Inleiding - kern
inleiding - kern - slot
Belangrijkste wat de schrijver over het onderwerp zegt.
Belangrijke informatie
Minder belangrijke informatie

Slide 10 - Sleepvraag

Niet waar
Waar
De hoofdgedachte vertelt in één zin waar de tekst over gaat.
Feiten zijn altijd waar. 
Het onderwerp van een tekst staat altijd in de titel.
In een tekst staat altijd een mening.
Tussenkopjes horen bij de kern.
Signaalwoorden geven een tekstverband aan.
De kernzin staat meestal in de eerste zin van een alinea.

Slide 11 - Sleepvraag

Opsommend tekstverband herken je aan de volgende signaalwoorden:
A
Ten eerste, ten tweede, om te beginnen, ook nog, bovendien.
B
Eerst, vroeger, later, nu, vervolgens, nadat, etc.
C
Hoewel, echter, maar, daarentegen, ondanks.
D
Bijvoorbeeld, zoals, denk aan, neem nou.

Slide 12 - Quizvraag

Tegenstellend tekstverband herken je aan de volgende signaalwoorden
A
Ten eerste, ten tweede, om te beginnen, ook nog, bovendien.
B
Eerst, vroeger, later, nu, vervolgens, nadat, etc.
C
Hoewel, echter, maar, daarentegen, toch.
D
Bijvoorbeeld, zoals, denk aan, neem nou.

Slide 13 - Quizvraag

Ten eerste
Om te beginnen
Maar
Toch
En
Ook
Hoewel
Ten slotte
Verder
Echter
Opsommend tekstverband
Tegenstellend tekstverband
Tegenover
Daarentegen
Daarnaast

Slide 14 - Sleepvraag

Ik ken alle theorie.
Ja, alles is helemaal duidelijk
Mwah, ik ken nog niet alles goed genoeg
Nee, ik begrijp (bijna) niets van de lesstof

Slide 15 - Poll

Ik kan de theorie toepassen op een tekst.
Ja, dat gaat mij zeker lukken
Ik denk dat ik het goed genoeg kan
Nee, dit moet ik echt nog beter oefenen
Anders, namelijk ...

Slide 16 - Poll

Ik ga op de volgende manier oefenen voor het proefwerk.
Ik ga alle theorie doorlezen
Ik ga oefeningen maken uit de hoofdstukken
Ik ga de 'test jezelf' van de hoofdstukken maken

Slide 17 - Poll

Volgende les:
Samen een tekst lezen en vragen maken

Slide 18 - Tekstslide

Oefenen
§2.3 test jezelf


klaar?
§3.3 test jezelf

Slide 19 - Tekstslide

Zelfstandig werken

School: leesboek 

Thuis: Lingo

Slide 20 - Tekstslide

De kernzin staat op de eerste plaats.
De lezer ziet dan meteen waar de alinea over gaat. Dat is extra service naar de lezer toe.
Beleid wordt in Nederland vaak ingericht vanuit economische en bestuurskundige aspecten. Hierbij wordt verondersteld dat men een bepaalde keuze maakt gebaseerd op het rationele keuzemodel. Hierbij wordt ervan uitgegaan dat mensen hun keuzes baseren op rationeel denken. Mensen maken dan een afweging tussen een aantal mogelijkheden. De uiteindelijke keuze is gebaseerd op een rationele, logische afweging van de verschillende opties, waarbij mensen vaak kijken naar het maximaal haalbare.


Slide 21 - Tekstslide

De kernzin staat op de tweede plaats.
In het voorbeeld hieronder geeft de eerste zin het verschil met de vorige alinea aan.

De eerste zin verbindt deze alinea met de vorige. Die alinea behandelt de mening van de producenten. Dan pas komt de kernzin.
Wat vindt de consument eigenlijk van de nieuwe regelgeving? Uit onderzoek blijkt dat hij vooral nadelen ziet. Dat heeft vooral te maken met het gevoel dat op termijn de maker beter beschermd wordt dan de gebruiker. De afgelopen decennia was het beleid vooral gericht op de bescherming van de consument. Veel mensen beschouwen de nieuwe regelgeving daarom als een trendbreuk. De tijd wordt in hun ogen 30 jaar teruggezet.


Slide 22 - Tekstslide

De kernzin staat helemaal achteraan.
In dit voorbeeld wordt eerst een aantal argumenten aangedragen. In de kernzin staat de conclusie.
Met het project is veel tijd en geld gemoeid. Er moeten nieuwe boortechnieken ontwikkeld worden, waarvan de kosten alleen maar tegen kunnen vallen. Verder moet er minstens 20 hectare grond aangekocht worden. Het vraagt veel energie om ook alle partijen te overtuigen van het nut van het project. Daarnaast weigeren de lokale overheden ook maar enig risico te dragen. Daarom gaat het hele plan voor minstens vijf jaar de koelkast in.

Slide 23 - Tekstslide