Lezen 3.3 les 5

Programma
  1. Drie nieuwe schooltaalwoorden
  2. Uitleg §3.3 Hoofdgedachte en tegenstellend tekstverband 
  3. Oefenen met de nieuwe lesstof
1 / 32
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 1

In deze les zitten 32 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

Programma
  1. Drie nieuwe schooltaalwoorden
  2. Uitleg §3.3 Hoofdgedachte en tegenstellend tekstverband 
  3. Oefenen met de nieuwe lesstof

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wat betekent: de term

Slide 2 - Woordweb

Deze slide heeft geen instructies

de term
een begrip, een woord



Slide 3 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wat betekent: het thema

Slide 4 - Woordweb

Deze slide heeft geen instructies

het thema
onderwerp,
datgene dat regelmatig voorkomt

Slide 5 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wat betekent: de theorie

Slide 6 - Woordweb

Deze slide heeft geen instructies

 de theorie
leerstof



Slide 7 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Ik ken de nieuwe woorden
Ja, alle 3
Ik ken er 2
Ik ken er 1
Nee, geen

Slide 8 - Poll

Deze slide heeft geen instructies

§1.3+§2.3+§3.3 Lezen
Verkennend en nauwkeurig lezen
titel en tussenkopjes
onderwerp, deelonderwerp en alinea's
feiten en meningen
opsommend tekstverband + signaalwoorden
tekstdelen/tekstopbouw
kernzin
hoofd- en bijzaken

Slide 9 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slot
Kern
Inleiding
Deelonderwerpen
Tussenkopjes
Conclusie
Alinea's
Samenvatting
Onderwerp
Kernzin

Slide 10 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

§3.3 Lezen
Dit hoofdstuk leer je:

  • verschillende tekstdelen van een tekst herkennen
  • kernzinnen in een alinea aanwijzen
  • hoofdzaken en bijzaken onderscheiden
  • de hoofdgedachte van een tekst herkennen
  • het tegenstellend verband herkennen

Slide 11 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wat denk je dat 'de hoofdgedachte van een tekst' is.

Slide 12 - Woordweb

Deze slide heeft geen instructies

Hoofdgedachte van een tekst
De hoofdgedachte is het belangrijkste wat de schrijver over het onderwerp schrijft. 

De hoofdgedachte gaat over de hele tekst
(Een kernzin gaat over een alinea.)

Slide 13 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Hoe vind je de hoofdgedachte
  1. Lees nogmaals de titel, de inleiding en het slot
  2. Bedenk wat het onderwerp is.
  3. Bedenk wat het belangrijkste is wat de schrijver over het onderwerp zegt.
  4. Formuleer één zin met daarin het onderwerp en het belangrijkste.

Slide 14 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wat is de hoofdgedachte?
A
Het onderwerp van de tekst.
B
De belangrijkste zin van een alinea.
C
Het belangrijkste van het onderwerp in één zin beschreven.
D
Een belangrijke zin uit de inleiding.

Slide 15 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Hoofdgedachte
Wat was het onderwerp?
Wat was het belangrijkste in deze tekst?

Formuleer 1 goede zin met deze beide onderdelen erin. 

Slide 16 - Tekstslide

Uit een onderzoek van het voedingscentrum blijkt dat het aanbod in de schoolkantine een grote rol speelt in het ongezonde eetgedrag van jongeren. 
Niet waar
Waar
De hoofdgedachte vertelt in één zin waar de tekst over gaat.
Hoofdgedachte en onderwerp hebben altijd met elkaar te maken.
De hoofdgedachte staat altijd in de inleiding.
In een hoofdgedachte staan soms voorbeelden.

Slide 17 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

Tekstverband
In een goedgeschreven tekst is er een verbinding tussen de woorden zinnen en alinea's. Dit noemen we een tekstverband. Een schrijver maakt vaak gebruik van signaalwoorden om het tekstverband aan te geven.

Slide 18 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Tekstverband 2
Er zijn veel verschillende soorten tekstverbanden. Dit hoofdstuk leer je het tegenstellend tekstverband.

Slide 19 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wat is een tegenstelling? En noem ook een voorbeeld.

Slide 20 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Tekstverband 2
Er zijn veel verschillende soorten tekstverbanden. Dit hoofdstuk leer je het tegenstellend tekstverband.

tekstverband
signaalwoorden
voorbeeld
Tegenstellend tekstverband

Geeft een tegenstelling tussen tekstdelen aan. 
maar, 
echter, 
evenwel, 
toch,
daarentegen 
Mijn vriendin zei dat ze het geen enge film vond, toch kneep ze hard in mijn hand tijdens de film. 

Slide 21 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

'Eerst dacht hij erover in zijn eentje te gaan surfen, maar dat durfde hij later niet aan.'

Wat is het signaalwoord in deze zin?
A
eerst
B
erover
C
maar
D
later

Slide 22 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

'Frans vertelt dat haaien daarentegen amper een risico zijn.'

Wat is het signaalwoord in deze zin?
A
dat
B
daarentegen
C
amper
D
risico

Slide 23 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Maak een goede zin met een signaalwoord van het tegenstellend verband.

Slide 24 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Ten eerste
Om te beginnen
Maar
Toch
En
Ook
Hoewel
Ten slotte
Verder
Echter
Opsommend tekstverband
Tegenstellend tekstverband
Tegenover
Daarentegen
Daarnaast

Slide 25 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

Ik weet nu wat de hoofdgedachte van een tekst is
010

Slide 26 - Poll

Deze slide heeft geen instructies

Ik weet wat het tegenstellend tekstverband is en welke signaalwoorden erbij horen.
010

Slide 27 - Poll

Deze slide heeft geen instructies

Volgende les:
 oefenen met alle theorie uit §2.3 en §3.3

Slide 28 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Zelfstandig werken

School: leesboek 

Thuis: Lingo

Slide 29 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

De kernzin staat op de eerste plaats.
De lezer ziet dan meteen waar de alinea over gaat. Dat is extra service naar de lezer toe.
Beleid wordt in Nederland vaak ingericht vanuit economische en bestuurskundige aspecten. Hierbij wordt verondersteld dat men een bepaalde keuze maakt gebaseerd op het rationele keuzemodel. Hierbij wordt ervan uitgegaan dat mensen hun keuzes baseren op rationeel denken. Mensen maken dan een afweging tussen een aantal mogelijkheden. De uiteindelijke keuze is gebaseerd op een rationele, logische afweging van de verschillende opties, waarbij mensen vaak kijken naar het maximaal haalbare.


Slide 30 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

De kernzin staat op de tweede plaats.
In het voorbeeld hieronder geeft de eerste zin het verschil met de vorige alinea aan.

De eerste zin verbindt deze alinea met de vorige. Die alinea behandelt de mening van de producenten. Dan pas komt de kernzin.
Wat vindt de consument eigenlijk van de nieuwe regelgeving? Uit onderzoek blijkt dat hij vooral nadelen ziet. Dat heeft vooral te maken met het gevoel dat op termijn de maker beter beschermd wordt dan de gebruiker. De afgelopen decennia was het beleid vooral gericht op de bescherming van de consument. Veel mensen beschouwen de nieuwe regelgeving daarom als een trendbreuk. De tijd wordt in hun ogen 30 jaar teruggezet.


Slide 31 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

De kernzin staat helemaal achteraan.
In dit voorbeeld wordt eerst een aantal argumenten aangedragen. In de kernzin staat de conclusie.
Met het project is veel tijd en geld gemoeid. Er moeten nieuwe boortechnieken ontwikkeld worden, waarvan de kosten alleen maar tegen kunnen vallen. Verder moet er minstens 20 hectare grond aangekocht worden. Het vraagt veel energie om ook alle partijen te overtuigen van het nut van het project. Daarnaast weigeren de lokale overheden ook maar enig risico te dragen. Daarom gaat het hele plan voor minstens vijf jaar de koelkast in.

Slide 32 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies