Chapter 4 herhaling 3H3

Today's Lesson
Two options!
  • Repeat grammar topics
  • Prepare for tomorrow's test in silence!
1 / 40
volgende
Slide 1: Tekstslide
EngelsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 3

In deze les zitten 40 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Today's Lesson
Two options!
  • Repeat grammar topics
  • Prepare for tomorrow's test in silence!

Slide 1 - Tekstslide

Past Perfect

Slide 2 - Tekstslide

Past Simple vs. Past Perfect

Slide 3 - Tekstslide

Past Perfect
Had + voltooid deelwoord





  1. I watched TV after I had done my homework.
  2. After he had signed a contract, he started his training again.

Slide 4 - Tekstslide

Yesterday a boy                                the snowman that we
had destroyed
destroyed
had built
built

Slide 5 - Sleepvraag

We                           away the flowers that we
had given
gave
had received
received

Slide 6 - Sleepvraag

Present Perfect or Present Perfect Continuous?

Slide 7 - Tekstslide

Present Perfect

have/has + voltooid deelwoord

In het verleden gebeurd, en is nu nog bezig met de nadruk op het resultaat!

I have done my homework.
Present Perfect Continuous

have/has + werkwoord + ing

In het verleden gebeurd, en is nu nog bezig met de nadruk op tjid!

I have been doing my homework for 2 hours now!

Slide 8 - Tekstslide

I ___ (play) football for 5 years.

Slide 9 - Open vraag

Martin ___ (date) three girls this week.

Slide 10 - Open vraag

Are we there yet? We ___ (walk) for hours!

Slide 11 - Open vraag

may/might/be allowed to

Slide 12 - Tekstslide

May

toestaan - informeel
May I ask you a question?


Wanneer de kans aannemelijk is dat je iets gaat doen.

Might

toestaan - formeel
May I ask the Queen a question?

Wanneer de kans klein is dat je iets gaat doen.

Slide 13 - Tekstslide

 vorm van to be + allowed to + hele ww
Toestemming hebben of krijgen

Let op! Deze kan in alle vormen gebruikt worden dus lees de zin goed! Staat het in de verleden, tegenwoordige of toekomstige tijd?

I was never allowed to have a pet. 

Slide 14 - Tekstslide

___ I ___ (take) a moment of your time, Sir?

Slide 15 - Open vraag

Advertisers in our magazine ___ (not target) young people in the future.

Slide 16 - Open vraag

If you don't follow the signs, you ___ (get) lost.

Slide 17 - Open vraag

Comparisons

Slide 18 - Tekstslide

Comparisons
Onthouden!
Check de uitzonderingen! 
Pagina 107
1 lettergreep: -er / -est
quick - quicker - quickest

2 lettergrepen (-le, -er, -ow, -y): -er / -est
simple - simpler - simplest
clever - cleverer - cleverest

2 lettergrepen (geen -le, -er, -ow, -y): more / most
famous - more famous - most famous

3 of meer lettergrepen:
popular - more popular - most popular

Slide 19 - Tekstslide

Music is my ___ (big) inspiration!

Slide 20 - Open vraag

I can't believe you spent ___ (many) I did.

Slide 21 - Open vraag

This year's line-up is ___ (impressive) than last years.

Slide 22 - Open vraag

Any questions?
Next topic!

Slide 23 - Tekstslide

Adverb or Adjective?

Slide 24 - Tekstslide

Adjectives
Bijvoegelijke naamwoorden

zegt iets over een zelfstandig naamwoord (mens, dier ding).

komt na 'to be'

Zintuigen: look, feel, smell, taste, sound.
adverbs
bijwoorden

Zegt iets over een werkwoord

zegt iets over een ander bijwoord

zegt iets over een bijvoegelijk naamwoord. 

Slide 25 - Tekstslide

I think that it was ___ (extreme) nice of her to do that for her brother!

Slide 26 - Open vraag

If you want to do ___ (good) on your test, you will have to study.

Slide 27 - Open vraag

My father is the ___ (funny) man on the world!

Slide 28 - Open vraag

My sister ___ (slow) drove onto the driveway, because she was afraid of hitting something.

Slide 29 - Open vraag

Any questions?
Next topic!

Slide 30 - Tekstslide

both / either / neither

Slide 31 - Tekstslide

Slide 32 - Tekstslide

I can't choose; I like them ___
(both - either - neither)

Slide 33 - Open vraag

Sam has two brothers. I don't know ___
(both - either - neither) of them well.

Slide 34 - Open vraag

We were lost at sea, and ___
(both - either - neither) of us knew what to do!

Slide 35 - Open vraag

like/as

Slide 36 - Tekstslide

Met like maak je een vergelijking, het is dus NIET ECHT zo. 
  • Casey eats like a horse. 
  • My sister eats like a bird.  
  • My new shoes fit like a glove. 
  • The boxer went out like a candle.  

Met as praat je over een beroep van iemand of de functie van iets. 
  • She works as a secretary.  
  • He makes his money as a taxi driver. 
  • When I go fishing, I use worms as bait. 
  • My neighbour works as a soldier in Afghanistan. 

Slide 37 - Tekstslide

My father eats a lot, you could say that he eats (like/as) a horse.

Slide 38 - Open vraag

She works (as/like) a secretary.

Slide 39 - Open vraag

Work on the following options:
  1. Check your answers from the Selftest & Catch up (answers are on SOMtoday)
  2. Prepare for tomorrow's test
  3. Ask your final questions

Slide 40 - Tekstslide