H3 Dieren in hun omgeving

H3 Dieren in hun omgeving
1 / 31
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolmavo, havo, vwoLeerjaar 1

In deze les zitten 31 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

H3 Dieren in hun omgeving

Slide 1 - Tekstslide

Herbivoren hebben
A
knobbelkiezen
B
plooikiezen
C
knipkiezen

Slide 2 - Quizvraag

Vleeseters heten ook wel
A
carnivoren
B
herbivoren
C
omnivoren

Slide 3 - Quizvraag

Planteneters heten ook wel
A
carnivoren
B
herbivoren
C
omnivoren

Slide 4 - Quizvraag

Van welk type eter zijn deze kiezen?
A
herbivoren
B
carnivoren
C
omnivoren

Slide 5 - Quizvraag

Hoeveel herbivoren zijn er in dit voedselweb?
A
2
B
3
C
5
D
6

Slide 6 - Quizvraag

Welke bewering is juist?
A
carnivoren zijn vleeseters en omnivoren zijn planteneters
B
omnivoren zijn planteneters en herbivoren zijn alleseters
C
herbivoren zijn planteneters en carnivoren zijn alleseters
D
carnivoren zijn vleeseters en omnivoren zijn alleseters

Slide 7 - Quizvraag

Leerdoel
  • Je kunt bij afbeeldingen of filmpjes van dieren bedenken op welke manieren ze zijn aangepast aan hun leefomgeving.
  • Je weet hoe je naar de bouw van dieren moet kijken om te begrijpen, waarom ze er zo uitzien als ze er uitzien. 
  • Je kunt uitleggen wat het verschil is tussen biotische en abiotische factoren en er van elk minstens 5 noemen.

Slide 8 - Tekstslide

vervolg leerdoelen
  • Je kunt als je een beschrijving van de leefwijze van een dier hebt er de habitat en de niche van een dier uit halen.
  • Je kunt uitleggen hoe een kringloop in het algemeen in elkaar zit en er een tekenen.
  • Je kunt voorbeelden geven van een mineralenkringloop, een koolstofkringloop en een zuurstofkringloop.

Slide 9 - Tekstslide

vervolg leerdoelen
  • Je kunt uitleggen, wat er fout kan gaan in een kringloop, als daaraan stoffen worden toegevoegd, of juist uit worden verwijderd.
  • Je kunt een voedselpiramide van de massa tekenen en uitleggen waarom elke tree van zo'n piramide vaal 10x kleiner is dan de tree eronder.
  • Je kunt uitleggen waarom een voedselpiramide van de aantallen er niet altijd hetzelfde uitziet als die van de massa.

Slide 10 - Tekstslide

Slide 11 - Tekstslide

Invloed uit de leefomgeving

Het voedsel en de ziekteverwekkers en de vijanden zijn biotische factoren


Temperatuur, regenval en wind zijn abiotische factoren

Slide 12 - Tekstslide

Invloed uit de leefomgeving

Slide 13 - Tekstslide

Habitat
Levensomgeving van een plant of dier.
Plaats waar het leven van een plant of dier zich afspeelt.
Hier zijn alle biotische en abiotische factoren zo dat hij er kan overleven.





Slide 14 - Tekstslide

Niche
De rol die het organisme speelt in het ecosystem
Interactie met het ecosysteem
voeding; wat eet het, door wie wordt hij gegeten ?
Andere taken; nest bouwen, graven etc.

Slide 15 - Tekstslide

Een niche hangt af van abiotische en biotische factoren.
A
Goed
B
Fout

Slide 16 - Quizvraag

Horen soortgenoten bij biotische of abiotische factoren?
A
biotische factoren
B
abiotische factoren

Slide 17 - Quizvraag

Hoort neerslag bij biotisch of abiotische factoren?
A
biotische factoren
B
abiotische factoren

Slide 18 - Quizvraag

Van individu tot ecosysteem

Biotoop = alle abiotische factoren in een bepaald gebied (temperatuur/water/licht)


Ecosysteem = leefgemeenschap en biotoop

Dus alle organismen en abiotische factoren in een gebied


Slide 19 - Tekstslide

Van individu tot ecosysteem

Slide 20 - Tekstslide

Kringloop van stoffen

die telkens opnieuw worden gebruikt

Slide 21 - Tekstslide

Koolstofkringloop

Slide 22 - Tekstslide

Mineralen

kringloop

Slide 23 - Tekstslide

Mineralen in de bodem
Zet op de juiste plek in de kringloop
Afvaleters
Producenten 
Reducenten
Consumenten 1e orde
Consumenten 2e orde

Slide 24 - Sleepvraag

Compost
Compost = 
Mest voor planten.
Maak je door tuinafval op een grote berg te bewaren.
Reducenten breken het afval af en produceren daarbij
veel mineralen. De compost bestaat uit die mineralen.
Voordelen van compostgebruik:
natuurlijke mest + veel mineralen = duurzaam

Slide 25 - Tekstslide

Twee soorten voedselpiramides
In een voedselpiramide geef je eigenlijk een voedselketen weer.  
Piramide van aantallen: hoeveel organismen zitten in elk niveau.
Piramide van biomassa: wat is de biomassa van elk niveau.

Slide 26 - Tekstslide

Noem 2 dingen die je vandaag geleerd hebt
en
2 dingen waar je meer over zou willen weten.

Slide 27 - Woordweb

Leerdoel
  • Je kunt bij afbeeldingen of filmpjes van dieren bedenken op welke manieren ze zijn aangepast aan hun leefomgeving.
  • Je weet hoe je naar de bouw van dieren moet kijken om te begrijpen, waarom ze er zo uitzien als ze er uitzien. 
  • Je kunt uitleggen wat het verschil is tussen biotische en abiotische factoren en er van elk minstens 5 noemen.

Slide 28 - Tekstslide

vervolg leerdoelen
  • Je kunt als je een beschrijving van de leefwijze van een dier hebt er de habitat en de niche van een dier uit halen.
  • Je kunt uitleggen hoe een kringloop in het algemeen in elkaar zit en er een tekenen.
  • Je kunt voorbeelden geven van een mineralenkringloop, een koolstofkringloop en een zuurstofkringloop.

Slide 29 - Tekstslide

vervolg leerdoelen
  • Je kunt uitleggen, wat er fout kan gaan in een kringloop, als daaraan stoffen worden toegevoegd, of juist uit worden verwijderd.
  • Je kunt een voedselpiramide van de massa tekenen en uitleggen waarom elke tree van zo'n piramide vaal 10x kleiner is dan de tree eronder.
  • Je kunt uitleggen waarom een voedselpiramide van de aantallen er niet altijd hetzelfde uitziet als die van de massa.

Slide 30 - Tekstslide



Huiswerk??
Huiswerk
Maken in jullie werkboek H3

Slide 31 - Tekstslide