H3 Dieren in hun omgeving 2020

H3 Dieren in hun omgeving
1 / 29
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolmavo, havo, vwoLeerjaar 1

In deze les zitten 29 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

H3 Dieren in hun omgeving

Slide 1 - Tekstslide

Leerdoelen
  • Je kunt bij afbeeldingen of filmpjes van dieren bedenken op welke manieren ze zijn aangepast aan hun leefomgeving.
  • Je weet hoe je naar de bouw van dieren moet kijken om te begrijpen, waarom ze er zo uitzien als ze er uitzien. 
  • Je kunt uitleggen wat het verschil is tussen biotische en abiotische factoren en er van elk minstens 5 noemen.

Slide 2 - Tekstslide

vervolg leerdoelen
  • Je kunt als je een beschrijving van de leefwijze van een dier hebt er de habitat en de niche van een dier uit halen.
  • Je kunt uitleggen hoe een kringloop in het algemeen in elkaar zit en er een tekenen.
  • Je kunt voorbeelden geven van een mineralenkringloop, een koolstofkringloop en een zuurstofkringloop.

Slide 3 - Tekstslide

vervolg leerdoelen
  • Je kunt uitleggen, wat er fout kan gaan in een kringloop, als daaraan stoffen worden toegevoegd, of juist uit worden verwijderd.
  • Je kunt een voedselpiramide van de massa tekenen en uitleggen waarom elke tree van zo'n piramide vaal 10x kleiner is dan de tree eronder.
  • Je kunt uitleggen waarom een voedselpiramide van de aantallen er niet altijd hetzelfde uitziet als die van de massa.

Slide 4 - Tekstslide

Slide 5 - Tekstslide

Invloed uit de leefomgeving

Het voedsel en de ziekteverwekkers en de vijanden zijn biotische factoren


Temperatuur, regenval en wind zijn abiotische factoren

Slide 6 - Tekstslide

Invloed uit de leefomgeving

Slide 7 - Tekstslide

Habitat
Levensomgeving van een plant of dier.
Plaats waar het leven van een plant of dier zich afspeelt.
Hier zijn alle biotische en abiotische factoren zo dat hij er kan overleven.





Slide 8 - Tekstslide

Niche
De rol die het organisme speelt in het ecosystem
Interactie met het ecosysteem:
voeding; wat eet het, door wie wordt hij gegeten ?
Andere taken; nest bouwen, graven etc.

Slide 9 - Tekstslide

Van individu tot ecosysteem

Ecosysteem = Verzameling van populaties en abiotische factoren in een natuurlijk begrensd gebied. 

Dus alle organismen en abiotische factoren in een gebied


Slide 10 - Tekstslide

Van individu tot ecosysteem

Slide 11 - Tekstslide

Kringlopen

Kringloop van stoffen

die telkens opnieuw worden gebruikt.


(blz 63 van je iBoook)   


Slide 12 - Tekstslide

Mineralen

kringloop

Slide 13 - Tekstslide

Koolstofkringloop

Slide 14 - Tekstslide

Kringloop van fotosynthese en verbranding

Slide 15 - Tekstslide

Compost
Mest voor planten.
Maak je door tuinafval op een grote berg te bewaren.
Reducenten breken het afval af en produceren daarbij
veel mineralen. De compost bestaat uit die mineralen.
Voordelen van compostgebruik:
natuurlijke mest + veel mineralen = duurzaam
(blz 67 van je iBook)

Slide 16 - Tekstslide

Twee soorten voedselpiramides
In een voedselpiramide geef je eigenlijk een voedselketen weer.  
Piramide van aantallen: hoeveel organismen zitten in elk niveau.
Piramide van biomassa: wat is de biomassa van elk niveau.

(blz 68 en 69 van je iBook) 

Slide 17 - Tekstslide

Kies de juiste volgorde van klein naar groot:
A
ecosysteem - individu - levensgemeenschap - populatie
B
Individu - levensgemeenschap - populatie - ecosysteem
C
individu - populatie - levensgemeenschap - ecosysteem
D
Ecosysteem - levensgemeenschap - populatie - individu

Slide 18 - Quizvraag

Bestaat een ecosysteem uit meerdere populaties?

A
ja
B
nee

Slide 19 - Quizvraag

Welke van de drie schakels in de mineralenkringloop zou kunnen verdwijnen, zonder dat deze kringloop tot stilstand komt?
A
De bacteriën en schimmels
B
De dieren
C
De planten

Slide 20 - Quizvraag

Wat zijn biotische factoren?
A
Levende factoren
B
Levenloze factoren

Slide 21 - Quizvraag

Horen soortgenoten bij biotisch of abiotische factoren?
A
biotische factoren
B
abiotische factoren

Slide 22 - Quizvraag

Hoort temperatuur bij biotisch of abiotische factoren?
A
biotische factoren
B
abiotische factoren

Slide 23 - Quizvraag

Wat zijn consumenten?
A
dieren
B
planten
C
amfibieën
D
biotische factoren

Slide 24 - Quizvraag

In de afbeelding is een gedeelte van een ecosysteem te zien. Zijn er in deze afbeelding abiotische factoren en biotische factoren te zien?
A
Alleen abiotische factoren
B
Alleen biotische factoren
C
Geen van beide
D
Zowel abiotische al biotische factoren

Slide 25 - Quizvraag

Wat is een ecosysteem?
A
Biotische factoren in een bepaald gebied
B
A-Biotische factoren in een bepaald gebied
C
Biotische en A-biotische factoren in een bepaald gebied
D
Geen factoren in een bepaald gebied

Slide 26 - Quizvraag

Hieronder staan vier beweringen, klik de beweringen aan die juist zijn.
A
Een habitat bestaat uit verschillende biotopen
B
Elk habitat heeft zijn eigen abiotische factoren
C
Een plekje onder een waterlelie is een voorbeeld van een habitat
D
In het habitat van pissebedden komt veel zonlicht.

Slide 27 - Quizvraag

Heb je de begrippen van hoofdstuk 1 tm 3 geleerd? Kijk in je iBook nog eens naar de woordenlijst en studiekaarten
A
ja
B
nee

Slide 28 - Quizvraag

Klaar

Slide 29 - Tekstslide