Le verbe avoir

Het persoonlijk voornaamwoord en het werkwoord 'avoir' (hebben)
1 / 13
volgende
Slide 1: Tekstslide
FransMiddelbare schoolvmboLeerjaar 1

In deze les zitten 13 slides, met interactieve quizzen en tekstslide.

Onderdelen in deze les

Het persoonlijk voornaamwoord en het werkwoord 'avoir' (hebben)

Slide 1 - Tekstslide

Wat is 'Ik' in het Frans?
A
Tu
B
Je/J'ai
C
On
D
Il

Slide 2 - Quizvraag

Wat is 'Jij' in het Frans?
A
Je/J'
B
Tu
C
On
D
Il

Slide 3 - Quizvraag

Hoe vertaal je 'zij' in het Frans?
A
il
B
on
C
nous
D
elle

Slide 4 - Quizvraag

Hoe vertaal je 'wij' in het Frans?
A
Nous
B
Tu
C
Vous
D
Je

Slide 5 - Quizvraag

Hoe vertaal je 'zij' in het Frans?
A
ils
B
on
C
vous
D
elles

Slide 6 - Quizvraag

Salut, tu (avoir) un chat ?
A
a
B
as
C
ont
D
avez

Slide 7 - Quizvraag

Oui, j'(avoir) un chat.
A
a
B
as
C
avons
D
ai

Slide 8 - Quizvraag

Il (avoir) 4 ans.
A
avons
B
ont
C
a
D
as

Slide 9 - Quizvraag

Nous (avoir) aussi deux chiens.
A
avons
B
avez
C
ont
D
a

Slide 10 - Quizvraag

Ils (avoir) huit et dix ans.
A
a
B
ont
C
as
D
avons

Slide 11 - Quizvraag

Vous (avoir) aussi un chat ou un chien ?
A
avons
B
ai
C
avez
D
as

Slide 12 - Quizvraag

Zij hebben
Elle a
vous avez
tu as
Nous avons 
Elles ont
wij hebben 
Zij heeft
Jullie hebben
Jij hebt
J'ai
Ik heb 

Slide 13 - Sleepvraag