Spelling H2 + H3 werkwoordspelling

Project grammatica spelling en formuleren

werkwoordsvormen
1 / 17
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 1

In deze les zitten 17 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Project grammatica spelling en formuleren

werkwoordsvormen

Slide 1 - Tekstslide

Deze les

- Lesdoel
- Terugblik/voorkennis
- Uitleg
- Aan de slag
- controle

Slide 2 - Tekstslide

Lesdoel
• Je weet dat er in elke zin minstens één werkwoord staat.
• Je weet hoe je een persoonsvorm in de verleden tijd correct moet spellen.
• Je kunt de persoonsvorm in de verleden tijd correct spellen.

Slide 3 - Tekstslide

Wat is de functie van een werkwoord in de zin?

Slide 4 - Open vraag

Wat is het gezegde?
Zij schijnt haar voetbal verkocht te hebben.

Slide 5 - Open vraag

Wat is het verschil tussen sterke en zwakke werkwoorden?

Slide 6 - Open vraag

Slide 7 - Tekstslide

Zwakke werkwoorden
Ik (steunen) mijn vriend vroeger altijd.

Ik (werken) vorig jaar bij de Albert Heijn.

Dorine (kneuzen) haar pols tijdens de gymles gisteren.

Slide 8 - Tekstslide

Sterke werkwoorden

Hij (wijzen, vt) vorige week naar de verkeerde persoon.

Ik (helpen, vt) mijn klasgenoot met huiswerk.


Slide 9 - Tekstslide

Theorieblok doorlezen
Neem 3 minuten om de theorieblokken op bladzijde 123 en 193 door te lezen.
timer
3:00

Slide 10 - Tekstslide

Jullie -(verrassen, vt) mij erg met jullie komst.

Slide 11 - Open vraag

Maaike en Tessa -(blazen, vt) samen de kaarsjes uit op hun
verjaardagstaart afgelopen week.

Slide 12 - Open vraag

Tobias -(snappen, vt) niks van zijn zusjes.

Slide 13 - Open vraag

Arnold -(geloven, vt) niet dat zijn beste vrienden hem ooit in de steek
zouden laten.

Slide 14 - Open vraag

Aan de slag
Maken :
Spelling werkwoorden hs. 2 opdracht 3, 4 (p 123)
Spelling werkwoorden hs. 3 opdracht 3, 4, 9 (p 193)

Klaar?
Oefen verder op Cambiumned.nl -> werkwoordspelling verleden tijd.

5 minuten in stilte.
timer
5:00

Slide 15 - Tekstslide

Lesdoel
• Je weet dat er in elke zin minstens één werkwoord staat.
• Je weet hoe je een persoonsvorm in de verleden tijd correct moet spellen.
• Je kunt de persoonsvorm in de verleden tijd correct spellen.

Slide 16 - Tekstslide

controlevragen
• Wat is het verschil tussen de ik-vorm en de stam?
• Waarom moet je voor de spelling van de werkwoordsvorm persoonsvorm verleden tijd weten wat het onderwerp en de persoonsvorm in de zin zijn?
• Naar welke woorden in de zin kijk je nog meer voor de spelling van de werkwoordsvorm de persoonsvorm verleden tijd?


Slide 17 - Tekstslide