1 vmbo-bk thema 5.5: Waarneming en gedrag: Gedrag

1 vmbo-kgt thema 5 Waarneming en gedrag
5.5 Gedrag
1 / 29
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolvmbo b, kLeerjaar 1

In deze les zitten 29 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

1 vmbo-kgt thema 5 Waarneming en gedrag
5.5 Gedrag

Slide 1 - Tekstslide

Wat gaan we vandaag doen?
herhalen 5.4 De ogen
leerdoelen vandaag
nieuwe theorie: 5.5 Gedrag
zelf aan de slag
herhalen leerdoelen

Slide 2 - Tekstslide

Welke delen van het oog kunnen het oog draaien?
A
de oogleden
B
de oogzenuw
C
de oogspieren
D
de lens

Slide 3 - Quizvraag

Om te zien moet er licht in je oog komen. Via welke onderdelen van het oog komt het licht in je oog?
A
hoornvlies, pupil, lens, netvlies
B
lens, pupil, hoornvlies, netvlies
C
pupil, lens, hoornvlies, netvlies
D
netvlies, pupil, lens, hoornvlies

Slide 4 - Quizvraag

Hoe heet het buitenste vlies van je oog, die je oog beschermt?
A
Vaatvlies
B
Hoornvlies
C
Netvlies
D
Harde oogvlies

Slide 5 - Quizvraag

welk nummer is
het glasachtig lichaam?
A
1
B
2
C
3
D
5

Slide 6 - Quizvraag

Met welk nummer is de iris aangeven?
A
1
B
2
C
3
D
4

Slide 7 - Quizvraag

De pupil is een opening in de iris.
A
juist
B
onjuist

Slide 8 - Quizvraag

leerdoelen vandaag
Aan het einde van de les:
- kan je beschrijven hoe een bewuste reactie ontstaat
- kan je beschrijven wat gedrag is
- kan je benoemen waardoor gedrag wordt bepaald

Slide 9 - Tekstslide

Inleiding
Alles wat een mens of dier doet, is gedrag.

Bijvoorbeeld lachen en naar iets kijken.
Ook geluiden maken, slapen en zelfs gewoon stilstaan is gedrag.

Slide 10 - Tekstslide

Slide 11 - Tekstslide

De jongen fietst naar het stoplicht.
Het stoplicht gaat op rood.

Er gebeurt hierdoor van alles in het lichaam van de jongen.

Slide 12 - Tekstslide

- Het rode licht is een prikkel voor de ogen.
- In de ogen ontstaan impulsen.
- De impulsen gaan door de zenuwen naar de hersenen.
- De jongen neemt het rode licht waar.

Slide 13 - Tekstslide

De jongen besluit te stoppen voor het rode licht. Hij moet in de handrem knijpen.

Dat gaat zo:
- In de hersenen ontstaan impulsen.
- De impulsen gaan door zenuwen naar de spieren in de arm.
- De spieren trekken zich samen, de jongen knijpt in de handrem.
- Hij stopt voor het rode licht.

Slide 14 - Tekstslide

5.5 Gedrag
Stoppen voor een rood licht is een bewuste reactie.
Je kiest ervoor om iets te doen.

Je hersenen sturen impulsen naar de spieren.
Je reageert op een prikkel (het rode licht).

Een reactie op een prikkel heet een respons.

Slide 15 - Tekstslide

Aan de slag!
Lees blz. 94

Maak opdracht 1 t/m 3


timer
5:00

Slide 16 - Tekstslide

5.5 Gedrag
Er zijn verschillende soorten prikkels.

Iemand kan honger krijgen en gaan eten.
Honger is een prikkel in het lichaam.

Er zijn ook prikkels van buiten het lichaam.
Bijvoorbeeld: je ruikt versgebakken brood.
Een prikkel van buiten het lichaam neem je waar met je zintuigen.


Slide 17 - Tekstslide

5.5 Gedrag
Alles wat een mens of dier doet, is gedrag.
Gedrag bestaat uit reacties op prikkels.

Stoppen voor rood licht is gedrag.
Door rood rijden is ook gedrag.

Slide 18 - Tekstslide

5.5 Gedrag
Dingen die je doet, noem je handelingen.
Bijvoorbeeld zitten, opstaan, slapen of naar iets kijken.

Gedrag bestaat uit handelingen.

Je kunt zelf bepalen welk gedrag je laat zien.

Slide 19 - Tekstslide

5.5 Gedrag
Gedrag is voor een deel aangeboren en voor een deel aangeleerd.

Al direct na de geboorte kunnen jonge zoogdieren zich voeden door te zuigen aan de tepel van de moeder.
Dit is een voorbeeld van aangeboren gedrag.
De jongen kunnen het meteen, zonder dat ze het geleerd hebben.

Slide 20 - Tekstslide

5.5 Gedrag
Veel gedrag van mensen en dieren is aangeleerd gedrag.
Dit gedrag ontstaat door het te leren.

Een peuter leert bijvoorbeeld met een lepel te eten.
Een kat leert om de kattenbak te gebruiken.

Slide 21 - Tekstslide

Aan de slag!
Lees blz. 96

Maak opdracht 4 t/m 6


timer
5:00

Slide 22 - Tekstslide

5.5 Gedrag
Het gedrag van mensen is anders dan dat van dieren.
Veel mensen denken na over hun gedrag en ze beoordelen het gedrag van anderen.

Afwijkend gedrag wordt vaak slecht bevonden.


Slide 23 - Tekstslide

5.5 Gedrag
Om goed te kunnen samenleven, hebben mensen normen en waarden voor hun gedrag.

Waarden zijn de dingen die mensen belangrijk vinden in het leven. Voorbeelden zijn eerlijkheid, respect, rechtvaardigheid en vrijheid.

Normen zijn gedragsregels. Bijvoorbeeld: je mag niet stelen.
Normen horen bij waarden.

Slide 24 - Tekstslide

Aan de slag!
Lees blz. 98

Maak opdracht 7 t/m 9
timer
5:00

Slide 25 - Tekstslide

Slide 26 - Tekstslide

VRAGEN??

Slide 27 - Tekstslide

zelf aan de slag
5.5 Gedrag: lees de tekst en maak de opdrachten:

opdracht 1 t/m 7 maken
(vanaf blz. 95)

Slide 28 - Tekstslide

herhalen leerdoelen
Aan het einde van de les:
- kan je beschrijven hoe een bewuste reactie ontstaat
- kan je beschrijven wat gedrag is
- kan je benoemen waardoor gedrag wordt bepaald

Slide 29 - Tekstslide