1 vmbo-bk thema 5.5: Waarneming en gedrag: Gedrag

1 vmbo-kgt thema 5 Waarneming en gedrag
5.5 Gedrag
1 / 33
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolvmbo b, kLeerjaar 1

In deze les zitten 33 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

1 vmbo-kgt thema 5 Waarneming en gedrag
5.5 Gedrag

Slide 1 - Tekstslide

Wat gaan we vandaag doen?
- Herhalen
- Leerdoelen vandaag nieuwe theorie: 5.5 Gedrag
zelf aan de slag
herhalen leerdoelen

Slide 2 - Tekstslide

Wat is de functie van het oor?
A
Trillingen omzetten in geluid
B
Seintjes doorgeven naar het andere oor

Slide 3 - Quizvraag

In het oor worden trillingen uit de lucht versterkt. In welk onderdeel van het oor gebeurt dit?
A
Het slakkenhuis
B
De oorschelp
C
De gehoorbeentjes
D
Het trommelvlies

Slide 4 - Quizvraag

Binnen oor
Buiten oor
Midden oor

Slide 5 - Sleepvraag

Verbind de prikkel met het bijbehorende zintuig
Huid
Neus
Tong
Oor
Oog
Pijn
Geurstof
Geluid
Licht
Smaakstof

Slide 6 - Sleepvraag

Hoe komt het geluid je oor binnen?
Gehoorgang
Trommelvlies
Gehoorbeentjes
Slakkenhuis
Gehoorzenuw

Slide 7 - Sleepvraag

Welke delen van het oog kunnen het oog draaien?
A
de oogleden
B
de oogzenuw
C
de oogspieren
D
de lens

Slide 8 - Quizvraag

Om te zien moet er licht in je oog komen. Via welke onderdelen van het oog komt het licht in je oog?
A
hoornvlies, pupil, lens, netvlies
B
lens, pupil, hoornvlies, netvlies
C
pupil, lens, hoornvlies, netvlies
D
netvlies, pupil, lens, hoornvlies

Slide 9 - Quizvraag

Hoe heet het buitenste vlies van je oog, die je oog beschermt?
A
Vaatvlies
B
Hoornvlies
C
Netvlies
D
Harde oogvlies

Slide 10 - Quizvraag

welk nummer is
het glasachtig lichaam?
A
1
B
2
C
3
D
5

Slide 11 - Quizvraag

Met welk nummer is de iris aangeven?
A
1
B
2
C
3
D
4

Slide 12 - Quizvraag

De pupil is een opening in de iris.
A
juist
B
onjuist

Slide 13 - Quizvraag

Noem een functie van de huid.

Slide 14 - Open vraag

Onderdelen van de huid
bloedvat
Haar
Haarspiertje
Zweetklier
Talgklier

Slide 15 - Sleepvraag

leerdoelen vandaag
Aan het einde van de les:
- kan je beschrijven hoe een bewuste reactie ontstaat
- kan je beschrijven wat gedrag is
- kan je benoemen waardoor gedrag wordt bepaald

Slide 16 - Tekstslide

Inleiding
Alles wat een mens of dier doet, is gedrag.

Bijvoorbeeld lachen en naar iets kijken.
Ook geluiden maken, slapen en zelfs gewoon stilstaan is gedrag.

Slide 17 - Tekstslide

Slide 18 - Tekstslide

De jongen fietst naar het stoplicht.
Het stoplicht gaat op rood.

Er gebeurt hierdoor van alles in het lichaam van de jongen.

Slide 19 - Tekstslide

- Het rode licht is een prikkel voor de ogen.
- In de ogen ontstaan impulsen.
- De impulsen gaan door de zenuwen naar de hersenen.
- De jongen neemt het rode licht waar.

Slide 20 - Tekstslide

De jongen besluit te stoppen voor het rode licht. Hij moet in de handrem knijpen.

Dat gaat zo:
- In de hersenen ontstaan impulsen.
- De impulsen gaan door zenuwen naar de spieren in de arm.
- De spieren trekken zich samen, de jongen knijpt in de handrem.
- Hij stopt voor het rode licht.

Slide 21 - Tekstslide

Respons
Stoppen voor een rood licht is een bewuste reactie.
Je kiest ervoor om iets te doen.

Je hersenen sturen impulsen naar de spieren.
Je reageert op een prikkel (het rode licht).

Een reactie op een prikkel heet een respons.

Slide 22 - Tekstslide

Prikkel
Er zijn verschillende soorten prikkels.

Iemand kan honger krijgen en gaan eten.
Honger is een prikkel in het lichaam.

Er zijn ook prikkels van buiten het lichaam.
Bijvoorbeeld: je ruikt versgebakken brood.
Een prikkel van buiten het lichaam neem je waar met je zintuigen.


Slide 23 - Tekstslide

Gedrag
Alles wat een mens of dier doet, is gedrag.
Gedrag bestaat uit reacties op prikkels.

Stoppen voor rood licht is gedrag.
Door rood rijden is ook gedrag.

Slide 24 - Tekstslide

Handelingen
Dingen die je doet, noem je handelingen.
Bijvoorbeeld zitten, opstaan, slapen of naar iets kijken.

Gedrag bestaat uit handelingen.

Je kunt zelf bepalen welk gedrag je laat zien.

Slide 25 - Tekstslide

Aangeboren
Gedrag is voor een deel aangeboren en voor een deel aangeleerd.

Al direct na de geboorte kunnen jonge zoogdieren zich voeden door te zuigen aan de tepel van de moeder.
Dit is een voorbeeld van aangeboren gedrag.
De jongen kunnen het meteen, zonder dat ze het geleerd hebben.

Slide 26 - Tekstslide

Aangeleerd gedrag
Veel gedrag van mensen en dieren is aangeleerd gedrag.
Dit gedrag ontstaat door het te leren.

Een peuter leert bijvoorbeeld met een lepel te eten.
Een kat leert om de kattenbak te gebruiken.

Slide 27 - Tekstslide

Afwijkend gedrag
Het gedrag van mensen is anders dan dat van dieren.
Veel mensen denken na over hun gedrag en ze beoordelen het gedrag van anderen.

Afwijkend gedrag wordt vaak slecht bevonden.


Slide 28 - Tekstslide

Normen en waarden 
Om goed te kunnen samenleven, hebben mensen normen en waarden voor hun gedrag.

Waarden zijn de dingen die mensen belangrijk vinden in het leven. Voorbeelden zijn eerlijkheid, respect, rechtvaardigheid en vrijheid.

Normen zijn gedragsregels. Bijvoorbeeld: je mag niet stelen.
Normen horen bij waarden.

Slide 29 - Tekstslide

VRAGEN??

Slide 30 - Tekstslide

zelf aan de slag
5.5 Gedrag: lees de tekst en maak de opdrachten:

Maak online: 
alle opdrachten
Test Jezelf
Flitskaarten
Oefentoetsen

Slide 31 - Tekstslide

herhalen leerdoelen
Aan het einde van de les:
- kan je beschrijven hoe een bewuste reactie ontstaat
- kan je beschrijven wat gedrag is
- kan je benoemen waardoor gedrag wordt bepaald

Slide 32 - Tekstslide

Ik heb de lesdoelen behaald:
😒🙁😐🙂😃

Slide 33 - Poll