3. Middeleeuwen

Hoofdstuk 3 en 4
De middeleeuwen
1 / 15
volgende
Slide 1: Tekstslide
GeschiedenisMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

In deze les zitten 15 slides, met tekstslides.

Onderdelen in deze les

Hoofdstuk 3 en 4
De middeleeuwen

Slide 1 - Tekstslide

Wat gaan we doen vandaag?
Leren over de middeleeuwen aan de hand van de kenmerkende aspecten.
Oefenen met kenmerkende aspecten van hoofdstuk 5 t/m 10.
--> Begrippen moet je wel aan een tijdvak kunnen koppelen.
--> SO gaat alléén over tijdvak 5 t/m 10 + kenmerkende aspecten + begrippen.

Slide 2 - Tekstslide

De tien tijdvakken
tijdvak 1: van jagers en boeren (- 3000 voor Christus) / Prehistorie;
tijdvak 2: tijd van Grieken en Romeinen (3000 voor Christus-500 na Christus) / Oudheid;
tijdvak 3: tijd van monniken en ridders (500-1000) / Middeleeuwen;
tijdvak 4: tijd van steden en staten (1000-1500) / Middeleeuwen;
tijdvak 5: tijd van ontdekkers en hervormers (1500-1600) / Vroegmoderne tijd / 16e eeuw;
tijdvak 6: tijd van regenten en vorsten (1600-1700) / Vroegmoderne tijd / 17e eeuw;
tijdvak 7: tijd van pruiken en revoluties (1700-1800) / Vroegmoderne tijd / 18e eeuw;
tijdvak 8: tijd van burgers en stoommachines (1800-1900) / Moderne tijd / 19e eeuw;
tijdvak 9: tijd van de wereldoorlogen (1900-1950) / Moderne tijd / eerste helft 20e eeuw;
tijdvak 10: tijd van televisie en computer (vanaf 1950) / Moderne tijd / tweede helft 20e eeuw.

Slide 3 - Tekstslide

De tien tijdvakken
tijdvak 1: van jagers en boeren (- 3000 voor Christus) / Prehistorie;
tijdvak 2: tijd van Grieken en Romeinen (3000 voor Christus-500 na Christus) / Oudheid;
tijdvak 3: tijd van monniken en ridders (500-1000) / Middeleeuwen;
tijdvak 4: tijd van steden en staten (1000-1500) / Middeleeuwen;
tijdvak 5: tijd van ontdekkers en hervormers (1500-1600) / Vroegmoderne tijd / 16e eeuw;
tijdvak 6: tijd van regenten en vorsten (1600-1700) / Vroegmoderne tijd / 17e eeuw;
tijdvak 7: tijd van pruiken en revoluties (1700-1800) / Vroegmoderne tijd / 18e eeuw;
tijdvak 8: tijd van burgers en stoommachines (1800-1900) / Moderne tijd / 19e eeuw;
tijdvak 9: tijd van de wereldoorlogen (1900-1950) / Moderne tijd / eerste helft 20e eeuw;
tijdvak 10: tijd van televisie en computer (vanaf 1950) / Moderne tijd / tweede helft 20e eeuw.

Slide 4 - Tekstslide

tijdvak 3: tijd van monniken en ridders (500-1000) / Middeleeuwen
9. het ontstaan en de verspreiding van de islam
10. de vrijwel volledige vervanging in West-Europa van de agrarisch-urbane cultuur door een zelfvoorzienende agrarische cultuur, georganiseerd via hofstelsel en horigheid
11. het ontstaan van feodale verhoudingen in het bestuur
12. de verspreiding van het christendom in geheel Europa

Slide 5 - Tekstslide

tijdvak 4: tijd van steden en staten (1000-1500) / Middeleeuwen
13. de opkomst van handel en ambacht legde de basis voor het herleven van een agrarisch-
urbane samenleving
14. de opkomst van de stedelijke burgerij en de toenemende zelfstandigheid van steden
15. het begin van staatsvorming en centralisatie
16. het conflict in de christelijke wereld over de vraag of de wereldlijke dan wel de
geestelijke macht het primaat behoorde te hebben
17. de expansie van de christelijke wereld, onder andere in de vorm van de kruistochten

Slide 6 - Tekstslide

Hoe wil je leren over deze stof?
1. Zelf samenvatting maken waarbij je bij elk kenmerkend aspect een beschrijving van ongeveer 30 woorden geeft waarin je de begrippen uitlegt. --> muziek luisteren mag.
Richt je vooral op de KA's die je in het PO gebruikt.
2. Zelf opdrachten maken in het werkboek (hiervoor komt nog nakijkmateriaal beschikbaar) --> muziek luisteren mag.
Richt je vooral op de KA's die je in het PO gebruikt.
3. Luisteren naar de uitleg.

Kopie van het leerboek en werkboek hoofdstuk 3 en 4 staat in Classroom bij lessen KNC!

Slide 7 - Tekstslide

11. het ontstaan van feodale verhoudingen in het bestuur
Het leenstelsel = feodalisme = feodale verhoudingen in het bestuur. 
Karel de Grote.
Frankische Rijk.

Slide 8 - Tekstslide

10. de vrijwel volledige vervanging in West-Europa van de agrarisch-urbane cultuur door een zelfvoorzienende agrarische cultuur, georganiseerd via hofstelsel en horigheid
  • Hofstelsel: organisatie van werk op een domein: een deel van de grond was van de heer en het andere deel werd verpacht aan horigen.​
  • Het domein:​
  • Een fort / ‘kasteel’, daar woonde de achterleenman van wie het domein was.​
  • Landbouwgrond: een deel van de heer en een deel van de horigen.​
  • Horigen komen op het domein wonen voor bescherming van de heer.​
  • Zelfvoorzienend --> nauwelijks handel tussen domeinen.















Slide 9 - Tekstslide

9. het ontstaan en de verspreiding van de islam
  • Mohammed was de profeet van zijn god Allah en woonde in Mekka.​
  • Profeet: Iemand die boodschappen van een god doorgeeft.​
  • Mohammed kreeg boodschappen van zijn god en schreef die op in de Koran.​
  • Hij vertelde de mensen over zijn god, maar de mensen wilden niet luisteren.​
  • 622: Mohammed vlucht weg uit Mekka, naar Medina (begin islamitische jaartelling).​
  • In Medina kreeg Mohammed wel veel aanhangers.​
  • In Jeruzalem stijgt Mohammed volgens de moslims uiteindelijk op naar de hemel.​
  • Veel mensen worden moslim, hun godsdienst heet de islam.







Slide 10 - Tekstslide

12. de verspreiding van het christendom in geheel Europa
  • Willibrord en Bonifatius.
  • Verspreiding van het christendom door Bijbelverhalen lezen, wonderen verrichten, 'ketters' vermoorden, omkoping met goud en andere kostbaarheden en verwoesting van heiligdommen.

Slide 11 - Tekstslide

13. de opkomst van handel en ambacht legde de basis voor het herleven van een agrarisch-
urbane samenleving
14. de opkomst van de stedelijke burgerij en de toenemende zelfstandigheid van steden
  • Landbouw verbetert weer en het wordt veiliger in Europa.
  • --> Mensen gaan weer handelen en zich specialiseren (ambachten).
  • --> Mensen gaan weer rondom marktplaatsen wonen in de buurt van bescherming en infrastructuur.
  • --> Herleving landbouwstedelijke samenleving.
  • Koningen worden rijk van de welvaart van de handel en ambacht in de steden.
  • Koningen hebben meer geld (via belasting) nodig voor oorlogen.
  • --> Steden krijgen steeds meer te zeggen over de koningen.

Slide 12 - Tekstslide

15. het begin van staatsvorming en centralisatie
  • Karel V wilde zijn gebieden als één land besturen: staatsvorming.​
  • Met behulp van ambtenaren en een eigen leger i.p.v. leenmannen.​
  • Hij voert wetten in die in zijn hele rijk gelden.​
  • Daarnaast bestuurde hij het land vanaf één plek: centralisatie.​
  • In de hoofdstad, Madrid, had hij een groot paleis.​
  • Macht van de koning neemt toe.​
  • Macht van de adel neemt af.​
  • Leenstelsel verdwijnt nu echt.​









Slide 13 - Tekstslide

17. de expansie van de christelijke wereld, onder andere in de vorm van de kruistochten
Het Byzantijnse Rijk was aangevallen door het Arabische Rijk.​

Jeruzalem was veroverd.​
De Byzantijnse keizer vraagt de paus om hulp.​
Christelijke ridders worden opgeroepen om mee op kruistocht te gaan en het ‘Heilige Land’ te bevrijden.​
Kruisvaarders bevrijden Jeruzalem, maar slachtten veel moslims en joden af.​
Arabieren veroveren Jeruzalem en later steeds meer gebieden terug.
Ondanks latere kruistochten winnen de kruisvaarders nooit Jeruzalem meer terug.
1453: Constantinopel valt, einde Oost-Romeinse (Byzantijnse) Rijk.




Slide 14 - Tekstslide

Aan de slag
Maak de opdracht over de kenmerkende aspecten van TV 5t/m10 in Classroom.
Lees alle kenmerkende aspecten, tijdvakken en begrippen een aantal keer goed door.
Probeer daarna de opdrachten zoveel mogelijk zonder de kenmerkende aspecten ernaast te doen.
Kijk nadat je alle opdrachten af hebt je opdrachten na met behulp van het document met de kenmerkende aspecten.
Klaar? Werk met je groepje verder aan het PO of oefen voor het SO.

Slide 15 - Tekstslide