Een komma gebruik je om een zin duidelijk te maken. Bij het hardop lezen, neem je bij een komma een pauze.
Je zet tussen delen van een opsomming ook altijd een komma.
Wil je appels, peren, shampoo en brood meenemen?
Let op! Je zet ook een komma voor deze woorden: omdat, want en maar. Je zet ook een komma tussen twee persoonsvormen.