Modal Verbs

Lesson plan
reading
modals
test

1 / 41
volgende
Slide 1: Tekstslide
EngelsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 4

In deze les zitten 41 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Lesson plan
reading
modals
test

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Goal
At the end of this lesson you'll know how to use the modals in negative form and you'll know how to use the quantifiers.

Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

MODALS
Let's teach you
all about
modal auxiliary 
verbs...

Slide 3 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

An auxiliary verb is ...

Slide 4 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

May <> Might
May + hele ww
Misschien; mag/mogen (formeel); zou mogen (beleefde vraag); voorstel.

Bij een beleefde vraag kan je could of may gebruiken. 
Javed may offer more tutoring sessions in the future. (misschien)

You may bring one guest. (mag)
Might + hele ww
Heel misschien; mag (heel formeel); zou mogen (hele beleefde vraag); voorstel
If I win the lottery, I might buy a private island. (heel misschien)

Might I ask the king a question? (hele beleefde vraag). 

Slide 5 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Modals in the Negative Form
To make a modal negative, add 'not' after the modal verb. Examples include 'cannot', 'may not', and 'must not'.

Let op: ought to wordt niet ontkennend gebruikt.
Gebruik dan shouldn't

Slide 6 - Tekstslide

Explain how to make modals negative and give examples. Have students practice forming negative sentences using modals.
Ought to
1. ought to geeft aan dat iets moet / beter zou zijn. 
ought to = zou moeten

I ought to go to the gym more often. 
You ought to clean up your room. 
Vergelijk dit met: You should listen to her new album.

Slide 7 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Permission 
Possibility
Probability
Obligation
can
could
may
Toestemming
Mogelijkheid
Waarschijnlijkheid
might

will
would

Verplichting
should
must

Slide 8 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

I ___ swim very well.
A
can
B
should
C
be able to
D
need to

Slide 9 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

She ___ come to our party tonight.
A
could
B
can
C
are able to
D
have to

Slide 10 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

He ___ do that yesterday.
A
might
B
can
C
may
D
could

Slide 11 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

... I ask you a question sir?
A
may
B
might
C
am I allowed to

Slide 12 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

You ___ do your homework or you'll get a punishment.
A
can
B
have to
C
should

Slide 13 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Exercise
Drag and drop the words in the correct groups.

Slide 14 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Today's lesson
reading
have to/ must
correct 28C, 29, 30
test on words Wednesday next week 
listening  35, 36 homework 38

Slide 15 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

must/ have to
"Must" drukt uit wat de spreker vindt dat moet gebeuren (interne verplichting). Bijvoorbeeld: "I must go to my friend's birthday".
"Have to" drukt uit dat er een regel is waaraan je je moet houden of dat je iets van een ander moet doen (externe verplichting). Bijvoorbeeld: "I have to wear a school uniform".

Slide 16 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

"Mustn't" drukt een verbod uit. Bijvoorbeeld: "You mustn't drive".
"Don't have to" drukt uit dat je iets niet hoeft te doen. Bijvoorbeeld: "I don't have to go to work today".

Slide 17 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Ex. 1 - How good are you now?
Choose between:
must (not)
have to / has to
    do not have to / does not have to

* Only type the modals
* Do not use contracted forms!

Slide 18 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

I __ visit my friend. It's her birthday.

Slide 19 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Sam __ wear a uniform at school.

Slide 20 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

You __ go to the supermarket. I'll do it.

Slide 21 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

You __ swim in this part of the river. It is very dangerous.

Slide 22 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

You __ drink a lot of water when it's warm.

Slide 23 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Exercise 2
Rewrite the sentence using the given words

- Use the verbs correctly
- Mind the negatives and questions
- Do not use contracted forms

Slide 24 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

You are not allowed to talk during the test. (must not)

Slide 25 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

It isn't necessary to bring food.
(have to)

Slide 26 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

I am obliged to finish this letter before midday. (have to)

Slide 27 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

You are not allowed to leave the classroom without permission. (must not)

Slide 28 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

It is not necessary to pay for the tickets. (have to)

Slide 29 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

quantifiers
both, either, neither, all, each, every, no

Slide 30 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

each/ every
alle individuen van een groep.
Wordt gevolgd door enkelvoud.
Each/ Every dog is different.

Slide 31 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Both
verwijst naar 2 dingen of mensen.
Wordt gevolgd door meervoud.
Both dogs were tired after playing in the forrest.

Slide 32 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

neither/ either
(g)een van de twee personen/ dingen
Wordt gevolgd door enkelvoud.
I like neither option.
either picture will do.

Slide 33 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

all
de hele groep. 
Gevolgd door meervoud.
All my friends are going to London.

Slide 34 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

No
geen enkele
Gevolgd door enkelvoud.
No adult ever seems to listen to me.

Slide 35 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

I don’t answer all / each / every email I get.
A
all
B
each
C
every

Slide 36 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

I know __ Robert and his brother, but I don't like __ of them.
A
either, both
B
both, neither
C
both, either
D
either, neither

Slide 37 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Kies uit all, each, every
My sister had a drink in........ hand
A
each
B
all
C
every

Slide 38 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Choose between both, none, neither and either.
"I can't remember what the shirts look like, can you show me ________ of them again? I remember ________ of them.
A
none, both
B
both, neither
C
both, either
D
none, neither

Slide 39 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

He showed us two apartments but we didn't like ... of them.
A
either
B
neither

Slide 40 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Homework
study pages 24,25,26
do exc. 29,30

Slide 41 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies