Argumenteren

• Burgerschap
• Middelbare school
• vmbo t
• Leerjaar 1

Argumenteren

De basis

Deze periode

Argumenteren/discussiëren/ vraagstukken.

1. Mening uitleggen.
2. Andere meningen.
3. Waar haal ik informatie vandaan?
4. Discussiëren.

Wat gaan we doen?

Wat weten jullie al.

Uitleg.

Samen vragen maken.

Zelfstandig aan de slag

Doelen:

• Je kan uitleggen wat een argument is.
• Je kan jouw mening benoemen.
• Je kan jouw mening uitleggen.

Wat weet je over discussiëren?

Hoe kan je iemand overtuigen van jouw mening.

Theorie

• Iedereen heeft een eigen mening.
• Niet iedereen is het altijd met je eens.
• Je kan de ander proberen te overtuigen van jouw standpunt (mening/opvatting).
• Dit doe je door argumenten (redenen) te geven.

Voorbeeld

Stelling: "Alle toetsen moeten op de laptop gemaakt worden".

Standpunt (mening): Ik ben het hier mee eens.

Argument (reden): Dit is beter voor het milieu, want er worden dan minder bomen gekapt voor papier.

"Het is slecht om tegen kinderen te liegen over het bestaan van Sinterklaas"
Wat is jouw standpunt?

Eens

Oneens

''Het is slecht om tegen kinderen te liegen over het bestaan van Sinterklaas.''
Geef een argument (reden) voor jouw mening.

Werkblad (20 min.)

Je krijgt een werkblad.

Maak de opdrachten op dit blaadje.

Hoe?

• 5 min. in stilte.
• 5 min. fluisteren.
• Hierna antwoorden vergelijken (5 min.).
• Klassikaal bespreken

Doelen behaald?

Je kan uitleggen wat een argument is.

Je kan jouw mening benoemen.

Je kan jouw mening uitleggen.

Leg uit wat het begrip argument betekent.

Stelling: "Mobiele telefoons moeten verboden worden op school".
Wat is je standpunt? Leg uit met een argument.